Reisverslag 04-07-2024
Reisverslag 04-07-2024

Reisverslag 04-07-2024

Op naar Romagne sous Montfaucon.

04-07-2024 Ja hoor daar gaan we weer, op naar Romagne sous Montfaucom. Dit jaar zijn we maar met z’n vieren want Rob en Kees zijn beide verhinderd. We hopen uiteraard dat ze er volgend jaar weer bij zijn. Na verzamelen in Zoetermeer op weg naar Spijkenisse om René daar op te pikken. Uiteraard gaat dat niet zonder hindernissen. We rijden Spikecity in en ja hoor route barrée ( De straat is afgesloten) Dus na een hoop gemopper van onze chauffeur via een omweg toch bij René aangekomen. Alle bagage van René wordt in het busje geladen en we gaan op weg.


We komen al vroeg in de ochtend aan in Sedan. Daar maken we een stop bij een Amerikaans monument Wadelincourt.

Wadelincourt.

Op 3 september 1918 vond het Argonne-offensief plaats met de Maas als inzet onder leiding van de Franse Maarschalk Foch.
Tijdens dit offensief kreeg hij de steun van het Amerikaans Expeditiekorps onder leiding van Generaal Pershing.

Op 6 november 1918 vielen de Amerikaanse troepen de Duitse linie aan tussen La Besace en Beaumont en dreven de Duitsers terug naar de rechteroever van de Maas tegenover Villemontry (Mouzon) en Autrecourt-et-Pouron.
In de nacht van 6 op 7 september hadden ze de controle overgenomen over de hele linkeroever tot in Wadelincourt. Daardoor werden de Duitsers tot Sedan terug gedreven.

Het monument “The Point ” genoemd markeert het punt tot waar de Amerikaanse troepen zijn opgerukt.
Het staat op een berm op de weg van Sedan naar Pont-Maugis en is in de vorm van een zuil met als spits een Amerikaanse adelaar die zijn vleugels rond het insigne van de 1ste Divisie legt.
Aan de voet een bronzen plakkaat die het verloop van de operatie beschrijft.
Vooraan op de zuil staan lijst met de namen van de gesneuvelden en vermisten per compagnie.

Het monument ligt pal aan de D6 tussen Pont Maugis en Wadelincourt. Met gevaar voor eigen leven hebben we toch mooie foto’s gemaakt, er is bij het monument namelijk geen parkeer gelegenheid dus de auto strak parkeren bijna tegen het monument. Het vrachtverkeer raast er met hoge snelheden langs. Het is nog vroeg in de ochtend en het begint te regenen. Te vroeg om naar Stenay te rijden voor de boodschappen dus besluiten we om nog maar een keer naar de Duitse begraafplaats Noyers-Pont-Maugis te rijden. Die ligt immers op 10 minuten rijden van het monument.

Noyers-Pont-Maugis

We gaan richting Stenay de winkels zijn inmiddels open. We moeten best wel wat boodschappen hebben want we gaan het hele weekend BBQen . Rene heeft weer een nieuwe BBQ meegenomen uit Nederland tot grote ergernis van Roland van La Gabrielle want er staan er nog zo’n 23 in zijn schuur van vorige jaren. We brengen de zooi en de bagage naar het Kippenhok want zo heet onze logeer plek. We drinken een bakkie koffie en gaan naar onze eerste bezienswaardigheid. Inmiddels is Luuk Philipsen ook aangekomen. Luuk is een vriend, buurman en vrijwilliger van Jean Paul de Vries van het museum 14-18 uit Romagne sous Montfaucon. Hij heeft ons gevraagd of hij met ons mee mag naar de plekken die wij gaan bezoeken. Luuk is ook een specialist wat betreft de eerste wereldoorlog en we noemen hem dan ook al snel ‘onze encyclopedie”.

Museum Les poilus de Verdun.

We gaan naar Verdun naar het museum Les Poilus de Verdun

Het Ossuaire “knekelhuis”

We besluiten om naar La Gabrielle terug te rijden want de oude kneuzen beginnen moe te worden. Ook moeten we het eten gaan voorbereiden de BBQ moet nog in elkaar gezet worden en dat is de taak van René. Op de terugweg rijden we nog even lang het Ossuaire want we hebben vernomen dat het gebouw een grondige wasbeurt heeft ondergaan. En inderdaad het monument is weer schitterend van kleur.

We komen Romagne weer binnen en besluiten ook om langs het museum 14-18 te gaan om even een koud biertje te drinken. Jip verwelkomt ons enthousiast en verteld honderd uit ook over zijn nieuw te openen brocante in Cunel.

Dag 2

De dag begint mooi het zonnetje schijnt heerlijk dus dat beloofd wat voor vandaag. Henk en Herman zijn al vroeg uit de veren en op weg naar Varennes om het beroemde pain du stock (stokbrood, baguette) voor deze dag in te slaan. Bij aankomst is de pain du stock nog heerlijk warm. Onze Swedish Chef “Rene” staat alweer heerlijk eitjes en spek te bakken. Na het ontbijt komt Luuk ook weer binnen voldaan van zijn ontbijt een boterham met hagelslag en pindakaas. Wij hebben dan toch liever dat stukje pain de stock met heerlijke Franse roomboter (Le Gall) en dan met de kaasschaaf gesneden. En dat is ons wel aan te zien. We gaan weer in ons busje richting Les Eparges.

Les Eparges

De 1400 meter lange heuvelrug van Les Eparges, met zijn hoogte van 348 meter, was voor zowel de Fransen als de Duitsers van groot strategisch belang. Vanaf de top kijkt men uit over vrijwel de gehele Woëvre vlakte ten oosten van de Maas. Elke vijandelijke troepenbeweging kon hier vandaan gezien en eventueel beschoten worden. Beheersing van Les Eparges in combinatie met het bezit van Vauquois zou de Duitsers zelfs de mogelijkheid geven de uitstulping, die Verdun in de frontlijn vormde, af te snijden. Zou het lukken de lijn tussen Vauquois en Les Eparges in handen te krijgen én te houden dan was de omsingeling van de regio Verdun een feit! Vanaf 1914 zou om het bezit van de heuvels van Les Eparges en Vauquois fel worden gevochten. Al op 21 september 1914 werd Les Eparges door Duitse troepen bezet die er al snel versterkingen op aanlegden. De heuvel werd van boven tot onder doorsneden door loopgravenlinies, vanuit versterkingen hielden mitrailleurs het terrein onder schot. De heuvel veranderde al snel in een vesting. Op vijfhonderd meter afstand lagen de Franse militairen. Het dorpje Les Eparges en de ongeveer 250 meter hoge heuvel ten noorden van de heuvel van Eparges was hun terrein. Tot februari 1915 waren er tussen de Duitsers en de Fransen relatief weinig gevechtshandelingen, vanaf die datum zouden de Fransen vrijwel dagelijks, aanvankelijk zonder veel succes, in de aanval gaan. Franse ‘sapeurs’ (geniesoldaten) waren bezig via onderaardse gangen zware mijnen onder de Duitse linies aan te brengen. Pas toen op 17 februari met een enorme knal een groot gedeelte van de westelijke Duitse eerste linie de lucht in ging, slaagden de Fransen erin een stukje van de heuvel te heroveren. Dagenlang probeerden de Duitsers tevergeefs en ten koste van enorme eigen en Franse verliezen, het bruggenhoofd weer in handen te krijgen. Een reeks enorme ontploffingen, veroorzaakt door mijnen van 20 tot 30 ton explosieven was het begin van een verder Frans offensief.

De dreunen waren soms zo enorm dat behalve het doel, de Duitse linies, er ook regelmatig Franse soldaten mee de lucht invlogen. Er werden kraters geslagen met een diepte tot soms wel vijftig meter.
Het zou tot het eind van de eerste week van april duren voordat de Fransen de gehele westkant van de heuvel opnieuw hun eigendom konden noemen. De Fransen en de Duitsers zouden de rest van de oorlog over en weer aanvallen en tegenaanvallen uit blijven voeren. Ook de Duitsers werden steeds bedrevener in de z.g. mijnenoorlogvoering. Hele stukken heuvel werden op deze manier opgeblazen. Van veel strijders werd nooit meer iets teruggevonden, ze vlogen de lucht in of werden levend begraven onder de grond die na een explosie vrijkwam. De Franse en Duitse mannen hadden geen moment rust want de stellingen lagen voortdurend onder artillerievuur. Tijdens de man-tot-man gevechten vochten de soldaten, als de munitie van hun geweren op was, verder met messen en spades. Rustige periodes in de strijd waren soms aanleiding tot angstaanvallen. De vraag kwam dan op of de tegenstander misschien bezig was de positie, waar men verbleef, te ondermijnen. Men luisterde en luisterde… De strijd om de heuvel van Les Eparges ging door tot september 1918 toen Amerikaanse troepen er aan te pas kwamen de Duitsers definitief te verdrijven. Het dorpje Les Eparges was na de oorlog totaal verwoest. De Nederlandse weldoener Van Wezel zou een belangrijke financiële bijdrage tot de wederopbouw leveren.

Fort de Liouville

We gaan van Les Eparges richting Fort de Liouville. Daar hebben we om 14.00 afgesproken met een gids om het fort te bezichtigen.

We Komen 13.30 bij het fort aan. We dachten we zijn te vroeg dus genieten we van een heerlijk stuk Pain du stock. Herman begint rood aan te lopen en zegt ineens ik moet even de bosjes in, dus zo gezegd zo gedaan loop hij met een closetrol van 1000 meter de bosjes in. Na een tijdje een hoop gekreun komt hij weer tevoorschijn, de grappen en de grollen gaan weer over de toonbank. Zo zegt hij voldaan je kan er maar van af zijn. Inmiddels is het bijna 14.00 dus we lopen naar de ingang van het fort. En wachten daar op onze gids. De tijd gaat voorbij maar wie komt daar?? geen gids. Teleurgesteld maken we een ander plan. Het wordt Marbotte, daar staat een kerkje waar we al eerder zijn geweest. Het kerkje is bekend omdat daar alle gesneuvelde soldaten in de eerste instantie naar toe werden gebracht. Ik had gelezen dat het kerkje schitterend was opgeknapt dus op naar Marbotte.

Marbotte

Marbotte (Apremont-la-forêt) Frankrijk.

Het dorpje Marbotte situeert zich ten zuiden van de weg St- Mihiel – Apremont. In de oorlog lag het dorp achter de Franse frontlijn en werd vaak het slachtoffer van artilleriebeschietingen. Alleen het kerkje Saint Gerard, gebouwd in 1781, bleef gespaard. Het was enige gebouw in Marbotte dat overeind bleef staan. Het kleine kerkgebouw deed in de oorlog dienst als en soort mortuarium voor de militairen die sneuvelden aan het front in het bos van Ailly of in het bos van Apremont.

De Franse schrijver Paul Cazin beschreef het als volgt

“ Ze liggen in een rij in het midden van de kerk en op de vloer tussen de banken. Het zijn er acht, negen tien, elf…ik zal niet kunnen passeren. Hun voeten jagen me angst in, ze zijn dood van kop tot teen.”
Adjudant Jacques Péricard , militair en schrijver, citeerde het wat bombastischer: “Het is in dit kerkje dat de lijken van onze kameraden die van aan de frontlijn naar hier gebracht werden verpoosden, ze lagen hier in afwachting totdat hun graven op het hiernaast liggend kerkhof klaar waren. Duizenden lijken zijn beurt om beurt naar hier gebracht. Men legde ze voor het koor en bedekte ze met een tentzeil. Een zegening, een gebed, een laatste bezoek van de kameraden die op rust waren aan het meer. En dan de grote rust in de lange nacht. De tegels zijn hier doordrenkt met bloed …”

Vooral tussen oktober 1914 en maart 1915 werd er hier in de regio fel gestreden. In de bossen van Ailly en in het bos van Apremont verloor het Franse leger circa 30.000 man. Ook de Duitse aanval op 8 april 1915 in het Bois Brulé en de gevechten in mei 1915 bij la tranchée de la soif zorgden nog voor heel wat ongelukkigen.

Aan de overkant van het kerkje is een museum en daar zit ook de vereniging voor de bescherming van Fort de Liouville (Association pour la Sauvegarde du Fort de Liouville) . Dus op naar het museum om daar verhaal te halen waarom er geen gids voor Fort Liouville kwam opdagen ondanks de afspraak die we gemaakt hebben. We leggen het verhaal voor aan de man met de email die we bij ons hebben. De aardige man verontschuldigt zich en vertelt dat er geen gids aanwezig is omdat we de mail niet goed begrepen hebben. Hij verteld dat we de mail een paar dagen voor aankomst hadden moeten bevestigen van onze komst en dat het daarmee fout is gegaan. Hij geeft de taal barrière daarvan de schuld. Nou ja we stonden daar voor de tweede keer voor de poort, ik denk dat er geen derde keer gaat komen. Maar als troost hebben we onze ogen uitgekeken in het museum. Echt een aanrader om daar een bezoekje aan te brengen.

We rijden net even buiten Marbotte om daar de grote Franse militaire begraafplaats van Marbotte te bezoeken.

Dag3

Rezonville-Vionville

Na een goede nachtrust en uiteraard weer een grandioos ontbijt van onze chef René gaan we op pad. Het wordt een lange dag want we moeten wel een aantal km rijden. Onderweg komen we langs Vionville een plek waar in 1870 (Frans Pruisische oorlog) een heftige veldslag is geleverd. Wel geen eerste wereldoorlog maar net zo interessant.

De Slag bij Mars-la-Tour werd op 16 augustus 1870 uitgevochten als onderdeel van de Frans-Pruisische Oorlog, dicht bij de stad Mars-la-Tour in het noordoosten van Frankrijk. Twee Pruisische korpsen stuitten op het volledige Franse Rijnleger, en wisten dit terug te dringen naar de forten van Metz.

Eerste treffen
Op 4 augustus 1870 waren Duitse troepen de Franse grens overgestoken. De Slag bij Wissembourg was het eerste treffen dat in een Duitse overwinning resulteerde. Medio augustus trokken zo’n 130.000 Franse soldaten terug naar Verdun, nadat ze aan het front verschillende nederlagen hadden geleden. Vier dagen na hun terugtocht vanuit Metz, op 16 augustus, troffen 30.000 man van het vooruitgeschoven 3e Korps (van het 2e Leger) onder generaal Constantin von Alvensleben het veel grotere Franse leger bij Vionville, ten oosten van Mars-la-Tour. Ondanks een overmacht van meer dan vier tegen één, wist het 3e Korps de Fransen op de vlucht te jagen en Vionville in te nemen, waarmee verdere vluchtpogingen in westelijke richting de pas werd afgesneden. Toen een terugtocht eenmaal onmogelijk was gemaakt, hadden de Franse troepen in de forten rond Metz geen andere keuze dan een veldslag te leveren, waarbij het laatste grote cavaleriegevecht in West-Europa plaats zou vinden. Het 3e Korps leed zware verliezen door onophoudelijke cavaleriecharges. Het verloor meer dan de helft van de getalsterkte, tegenover een gelijk aantal van 16.000 Franse verliezen. De Fransen hadden echter nog steeds een overweldigende meerderheid.

Von Bredows “Dodenrit”
Elke keer dat hij zijn troepen bewoog als reactie op een Franse aanval, werd generaal Von Alvensleven beschoten door Franse artillerie. Daarnaast was hij bang voor een Franse cavalerie-aanval op zijn wankele linkerflank. Von Alvensleben stuurde een bericht naar de bevelhebber van de 12e Cavaleriebrigade, Generaal-Majoor Adalbert von Bredow met het bevel om de Franse artillerie onder generaal Canrobert het zwijgen op te leggen en een Franse cavaleriecharge te snel af te zijn met eigen aanval.

Von Bredow nam het bevel in ontvangst met de opmerking dat de aanval “zou kosten wat die kostte”. Hij nam de tijd om zijn brigade te organiseren, welke bestond uit de 7e Kurassiers, de 19e Dragonders en de 16e Uhlanen. In wat later bekend zou worden als “Von Bredows dodenrit”, reden de cavaleristen om 12 uur ’s middags weg van de Pruisische linies. Von Bredow gebruikte het terrein en kruitdampen om zijn bewegingen voor Franse waarnemers tot het laatste moment verborgen te houden. Ongeveer 1000 meter voor de Franse linies kwam de Pruisische cavalerie plotseling in het zicht en brak door de Franse artillerieposities. Canroberts soldaten stoven in paniek alle kanten op. De Franse cavalerie probeerde een tegenaanval op de flank en achterhoede van von Bredow op touw te zetten, maar ze werden verspreid door de vluchtende infanterie, die blijkbaar vriend en vijand niet meer uit elkaar konden houden en iedere cavalerist die ze in het zicht kregen zonder aanzien des persoons neermaaiden.

Nadat de Franse artillerie op deze manier tot zwijgen was gebracht en de Franse cavalerie geneutraliseerd, wist Von Bredows brigade zich van de vijand los te maken en terug te trekken. De brigade had ongeveer de helft van haar sterkte verloren. Onder de gewonden van de 12e Brigade was ook Herbert von Bismarck, de zoon van de Pruisische kanselier Otto von Bismarck.

Resultaten
Op 16 augustus 1870 hadden de Fransen de belangrijkste Pruisische verdediging weg kunnen vagen en kunnen ontsnappen. Twee Pruisische korpsen vielen de Franse voorhoede aan, in de veronderstelling dat dit de achterhoede was van het terugtrekkende Franse Maasleger. Ondanks deze verkeerde inschatting, wisten de twee Pruisische korpsen het gehele Franse leger de hele dag tegen te houden. 4:1 in de minderheid, won het buitengewone zelfvertrouwen en de koppigheid van de Pruisen het van de besluiteloosheid van de Franse bevelhebber Bazaine. Bazaine had Verdun niet gehaald. De Pruisen wisten Bazaine kort daarop in de stad in te sluiten, waarna de belegering van Metz begon.

Von Bredows dodenrit had een belangrijk effect op de oorlogvoering. Het succes van de cavalerieaanval schiep het beeld dat cavalerie nog steeds van doorslaggevend belang was in een veldslag, terwijl de functie van cavalerist eigenlijk al achterhaald was. De komende 47 jaar zou de cavalerie een belangrijk onderdeel van Europese strijdkrachten blijven vormen.

Gravelotte

We rijden door Gravelotte en komen een oorlogsmuseum tegen van de Frans Pruisische oorlog 1870. We zien dat het open is dus op naar binnen. We komen binnen en worden opgevangen door twee jongeren achter een balie en er wordt ons verteld dat ze gaan sluiten het was 11.30. Er was geen mens binnen laat staan dat er die dag bezoekers zijn geweest want Gravelotte is uitgestorven. Ze kunnen die dag eindelijk wat verdienen maar nee we moeten naar buiten.

Maar niet getreurd aan de overkant van de weg is een mooi aangelegde begraafplaats uit 1870

Fort van Guentrange in Thionville

We gaan nu richting Thionville net boven Metz, om daar een fort te gaan bekijken. Om 15.00 hebben we afgesproken met een gids maar we zijn een uur te vroeg. Dus gaan we ons maar weer te buiten aan onze pain du stock. We staan net te eten als onze gids naar ons toe komt en vraagt in zuiver Duits of we al naar binnen willen. Hij stelt zich voor en verteld dat hij uit de Duitse stad Trier komt. De man begint honderd uit te vertellen over het fort.

Als reactie op de steeds toenemende kracht van artilleriemunitie werd in Duitsland een nieuw versterkingssysteem ontwikkeld. Vanaf nu worden de gebouwen waaruit de vestingwerken bestaan ​​verder en dieper landinwaarts gebouwd. De kanonnen, die eerder buiten waren geïnstalleerd, zijn onder torentjes gemonteerd, zelf beschermd door betonnen muren. Dit zijn de artilleriebatterijen. Deze batterijen zijn met elkaar verbonden door een netwerk van ondergrondse galerijen.

Deze sets dragen de naam “Feste” of versterkte groep. Eén daarvan is het “Feste Obergentringen”, het fort van Guentrange in Thionville. Het behoort tot de stad Thionville en wordt onderhouden door een vereniging van vrijwilligers. Gebouwd tussen 1899 en 1906, werd het gemoderniseerd en uitgebreid tussen 1912 en 1916. De versterkte groep beslaat 47 hectare en bood onderdak aan maximaal 2000 man. Het was zeer modern ingericht met onder meer centrale verwarming en warm water voor de verzorging van de operatiekamer, de keukens en de douches.

De elektrificatie werd verzorgd door AEG-generatoren, aangedreven door DEUTZ-dieselmotoren. Deze leverde stroom voor de verlichtings- en ventilatiemotoren. Accumulatoren leverden ook de nachtstroom. Om de omgevingslucht te verbeteren werden ozongeneratoren gebruikt. De telefonie en het alarmsysteem zijn vervaardigd door Siemens.

Geschiedenis
Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag Thionville achter de Duitse linies en werd nooit aangevallen. Met de wapenstilstand van Compiègne in 1918 werd Lotharingen teruggegeven aan Frankrijk en werd het fort Frans eigendom. De drie forten van Thionville werden bekend als de Versterkte Groep van Thionville.

Het Fort de Guetrange werd in de jaren dertig dertig in de versterkte sector van Thionville van de Maginotlinie, ter ondersteuning van de nieuwere Maginot-ouvrages die ongeveer halverwege Thionville en de grens met Luxemburg werden gebouwd. De korte 105 mm kanonnen werden vervangen door 105 mm lange kanonnen verwijderd van de Duitse vestingwerken van Metz. Het artilleriebereik werd dus vergroot van 9.700 meter (6,0 mijl) naar 12.700 meter (7,9 mijl). Tijdens de Slag om Frankrijk werd het gebied van Thionville omzeild en omsingeld door Duitse constructie, waarbij de Maginot en eerdere vestingwerken weinig actie ondervonden. Na de wapenstilstand van 25 juni 1940 gebruikten de Duitse bezetters het fort als voorradingsdepot totdat Thionville door de Amerikanen werden bevrijd. Het Fort de Guentrange werd op 12 september 1944 zonder weerstand door elementen van de Amerikaanse 90th Infantry Division, nadat de Duitse bezetting zich had teruggetrokken naar Metz. Na de oorlog gebruikte het Franse leger het fort tot 1971 als munitiedepot.

Het fort is eigendom van de stad Thionville en wordt onderhouden door de Amicale du Groupe Fortifié de Guentrange, die rondleidingen organiseert.

Na onze rondleiding van ca 3 uur zijn we kapot en besluiten aan de terugweg te beginnen. Arme Herman en René zij moeten ons terug rijden terwijl wij achterin het busje onze ogen kunnen sluiten en kunnen na dromen over dat gene we net hebben gezien. We zijn onder de indruk van de Duitse Gründlichkeit waarmee ze het fort gebouwd hebben. Niet te vergelijken met de Franse forten van Séré de Rivières uit die zelfde tijd.

We rijden Dun sur Meuse binnen om daar heerlijk pizza en die smerige slakken te gaan eten. Ze zitten daar de hele terugweg over te zeuren hoe lekker dat is, nouuuuuuu ik moet ze niet. Als ze konijnenkeutels op het zelfde slakkenbordje leggen met de zelfde hoeveelheid knoflookboter dan smaken ze echt het zelfde. Daar wordt hard om gelachen. We hebben gereserveerd om 19.00 dus we zijn iets te vroeg en besluiten om naar het uitkijk punt te rijden boven bij het oude kerkje.

Notre-Dame de Bonne Garde Gothic. Gebouwd in de 14e eeuw, dit prachtige monument kijkt uit over de vallei van de Maas. We zijn daar vaak geweest maar nooit was de kerk open, maar nu dus wel.

Inmiddels is het tijd om te gaan eten dus op naar restaurant la sicilia. Even tussen ons je ziet aan de gezichten dat het niet te eten is hahahaha.

Dag4

De laatste dag is aangebroken, na het ontbijt gaan we naar een brocante in Les Islettes.

Les Islettes

Daar aangekomen parkeren we het busje en inmiddels is ook Luuk met zijn ouders daar en we maken kennis met elkaar. We lopen een rondje op de brocante en hebben het al snel gezien. De eerste wereldoorlog spullen zijn peper duur en een hoop niet echt. Wel komen we Herman daar tegen.

We rijden terug en komen langs de Franse militaire begraafplaats.

We rijden nu richting Lachalade daar heeft René bij de abdij op de begraafplaatsmuur een bordje gezien van de Commonwealth War Graves dus besluiten we hier te stoppen. Er liggen 4 Engels piloten uit de tweede wereldoorlog begraven.

Op een gegeven moment zegt Henk hebben jullie het graf naast de piloten gezien? Daar liggen een vader en zijn twee zoons begraven. De twee zoons zijn beide gesneuveld. “Fernand Marie Marceau” bij Ravin de Courtes Chausses en Humbert Anatole bij Vauquois.

Een daad van liefde en wanhoop

Op maandag 9 augustus 1920 bezocht een man de gemeentelijke begraafplaats in Lachalade. Slechts enkele minuten nadat hij de begraafplaats was binnengegaan, klonk er plotseling een schot. Verschillende mensen rennen erheen en troffen de man aan met een hoofdwond bij het graf van twee soldaten die tijdens de Grote Oorlog in Argonne zijn gesneuveld. De man werd onmiddellijk naar het Sainte-Catherine ziekenhuis in Verdun gebracht, waar hij kort na aankomst overleed.

Na dit verdachte overlijden werd er een onderzoek gestart om meer duidelijkheid te krijgen over de gebeurtenissen in Lachalade.

In augustus 1920 besloot François Anatole Houy, destijds zesenvijftig jaar oud, zijn huis in Loiret te verlaten om naar het graf van zijn twee zonen Fernand Marie Marceau en Humbert Anatole te gaan.

Fernand werd geboren op 30 mei 1891 in Sceaux-du-Gâtinais en Humbert op 3 oktober 1892, ook in Sceaux-du-Gâtinais. Aan het begin van de oorlog werden ze gemobiliseerd en traden ze allebei toe tot het 76e Infanterieregiment met de rang van Soldaat der 2e Klasse. Het regiment nam aanvankelijk deel aan gevechten in het noorden van Lotharingen en aan de Slag om de Marne, voordat ze zich aan het einde van 1914 bij het front in de Argonne voegden.

Op 5 januari 1915 nam het 76e Infanterieregiment samen met de Garibaldi’s deel aan een grote aanval in het Courtes-Chausses-ravijn. Fernand sneuvelde tijdens deze veldslag en Humbert, zijn broer, kwam op 1 april 1915 om het leven in Vauquois. Naar de wensen van de familie zullen ze samen in hetzelfde graf in Lachalade worden begraven.

Toen hun vader François in Lachalade arriveerde ging hij richting de dorpsbegraafplaats. Nadat hij de graven van zijn twee kinderen heeft ontdekt, besluit hij een einde aan zijn leven te maken door zichzelf door het hoofd te schieten. Hij had een zelf geschreven brief bij zich, waarin hij uitlegde dat hij ervoor had gekozen zelfmoord te plegen op de plek waar zijn zoons lagen begraven. Ook gaf hij aan naast zijn zonen te willen rusten op de begraafplaats Lachalade.

François Anatole Houy werd begraven naast zijn zoons, zijn leven beëindigd in een daad van liefde en wanhoop. Zijn verhaal blijft voortleven als een symbool van de onuitsprekelijke pijn die oorlog met zich meebrengt en als een herinnering aan de kostbare band tussen een ouder en zijn kind. Moge hij rusten in vrede naast zijn geliefde zoons, voor altijd herenigd in de eeuwigheid.

Tekst; René Brouwer

Abdij van Lachalade

“De abdij van Lachalade, een unieke schat in het oosten van Frankrijk, op weg naar Santiago de Compostela”

2 Benedictijner monniken verlieten de abdij van Saint-Vanne in Verdun en vestigden zich midden in het bos van Argonne, op een verlaten plaats genaamd Lachalade. Zij stichtten rond 1120 de cisterciënzerabdij van Laklalade. Ze verlieten de abdij echter na een afspraak in andere kloosters. Toen arriveerden andere monniken in Lachalade. De nieuwe abt, Guy, besloot in 1127 een eerste romaanse kerk te bouwen.
De abdij van Lachalade kende in de twaalfde eeuw een grote welvaart dankzij talrijke schenkingen en legaten eeuw.

Zijn geschiedenis
Vanaf dan ontwikkelden de cisterciënzer monniken van de abdij van Lachalade industrie in de vallei van de Biesme: tegelfabrieken, steenfabrieken, glasfabrieken, smederijen, molens, enz. dankzij de uitgestrektheid van hun bossen. Ze richtten ook boerderijen op in de afgelegen delen van de abdij.

Aan het einde van de dertiende eeuw in de tweede helft bouwden de monniken een nieuwe, grotere kerk, gebouwd volgens het traditionele plan van de eerste cisterciënzerabdijen, maar onder invloed van de evolutie van de gotische kunst. De kiezelhoudende zandsteen van de heuvels van de Argonne, de gaize, werd gebruikt om dit bouwwerk te bouwen. Het werk werd rond 1340 voltooid.

Tijdens haar lange geschiedenis leed de abdij van Lachalade onder oorlogen, legerpassages, plunderingen, hongersnood en epidemieën. De monniken verlieten de abdij zelfs tussen 1650 en 1657. Tegen het einde van de zeventiende eeuw, werd het deel dat door de monniken werd bewoond grotendeels herbouwd. Het krijgt dus het uiterlijk dat we vandaag kennen. Alleen het huis van de abt verdween.

Maar in 1791 bestond de gemeenschap slechts uit een tiental monniken. Het verhuurde de meeste gebouwen aan een heer glasmaker, M. de Bigault de Parfonrut. Hij verkreeg het eigendom ervan in 1793 toen het eigendom van de geestelijkheid werd verkocht. Dit beschermt het tegen sloop. Het wordt echter verlaten, zonder onderhoud.

In 1838 werd de abdijkerk weer een parochiekerk. Vanaf 1851 neemt pater Chaput de restauratie op zich. In 1862 werd een prachtig roosvenster van de XV eeuw tijdens de wederopbouw van de achtermuur. Deze komt uit de abdij van Saint-Vanne in Verdun.

Het interieur van de kerk
De kerk wordt betreden via het noordelijke portaal dat bekend staat als de “deur van de doden”. De imposante afmetingen, de hoogte van de gewelven en de breedte van het schip lijken niet in verhouding te staan tot de lengte. Inderdaad, 3 traveeën verdwenen in het midden van de zeventiende eeuw, waarschijnlijk als gevolg van een brand.

Twee kapellen omlijsten aan weerszijden het vijfhoekige koor. De glas-in-loodramen van deze kapellen bevatten nog steeds delen van de In grisaille van de veertiende eeuw.

Het interieur heeft zijn primitieve uiterlijk behouden. De decoratie is zeer sober: klaverblad-oculus op de ramen, eenvoudig lijstwerk en slechts enkele plantmotieven op de kapitelen. Er is ook de afwezigheid van sculpturen en een klokkentoren, andere kenmerken van cisterciënzer kunst. Op een van de muren bevinden zich 3 grafzerken van 3 ridders uit de XIII eeuw. In het verleden bood een deur toegang tot de kloostergang tot 1791, toen deze toegang werd dichtgemetseld. Tegenwoordig zijn de kloostergebouwen privé. Een deel van de kloostergang is van buitenaf nog te zien

Praktische informatie
Openingsperiode
De kerk is elke dag geopend. Rondleiding zonder gids

Contactpersoon:
Les amis de l’abbaye de Lachalade
Mairie de Lachalade – 1 rue de la Mairie – 55120 Lachalade.

Ja het zit er op! Vol van alle indrukken rijden we terug naar La Gabrielle om daar Beatrice op te pikken ze rijd met ons terug naar Nederland. We hopen dat we volgend jaar weer compleet zijn. We hebben Rob en Kees erg gemist al was het maar om de heerlijke Indische rijsttafel. Tot volgend jaar!!!