- 21 februari, de Duitse infanterie valt massaal aan
- Het Bois des Caures
- Pétain neemt het commando over
- Von Falkenhayn herziet zijn plan
- De aanval op de westelijke oever
- Maart 1916, de oostelijke oever
- April, de uitputtingsslag gaat verder
- Mei en juni, de linkeroever
- Mei en juni, de rechteroever
- Het leven aan het front
- De laatste grote Duitse aanval
- De Franse aanvalsvoorbereidingen
- Het Franse offensief van oktober
- Het december-offensief, het einde van de Slag bij Verdun
- De Afwikkeling
- Uncle Sam komt in actie
- De tragiek van Pétain
- Het Verdrag van Versailles
- Overpeinzing
1. 21 februari, de Duitse infanterie valt massaal aan
2. Het Bois des Caures
Luitenant kolonel Emile Driant bevond zich niet bij de overlevenden. Op het moment dat hij zich wilde terugtrekken, op 22 februari rond half vijf, werd hij door een kogel in zijn hoofd getroffen. Later zou hij door de Duitsers met alle militaire eer, voor zover mogelijk in die hectische tijd, provisorisch worden begraven. Op zijn lichaam droeg hij een brief die hij een dag voor zijn overlijden aan zijn vrouw had geschreven. De Duitse officier die zijn dode lichaam vond zorgde ervoor dat de weduwe Driant deze brief tezamen met een gouden medaillon die haar man om zijn nek droeg, via het neutrale Zwitserland, zou ontvangen.
Het heldhaftige verzet van Driant en zijn Jagers te Voet was niet tevergeefs. Het zorgde ervoor dat het Duitse offensief een volle dag vertraging opliep. Achteraf bleek dat etmaal uitstel voor de Fransen van groot strategisch belang te zijn. Driant werd daarom postuum bijgeschreven in de annalen van de grote Franse helden.
Op de 23e en 24e februari gingen de gevechten met onverminderde hevigheid door en langzaam maar zeker leek het erop dat de Fransen aan het Duitse offensief zouden gaan bezwijken. Door de granaatbeschietingen waren de telefoonverbindingen verbroken en ordonnansen slaagden er niet meer in hun boodschappen over te brengen. De Franse commandostructuur was hierdoor veranderd in een enorme wanorde, tegenstrijdige bevelen volgden elkaar op.
Een ander probleem was dat de wegen rond Verdun totaal waren verstopt door de militaire colonnes, de vluchtende bevolking en de afvoer van gewonden. De aanvoer van militaire goederen en extra troepen naar het front dreigde hierdoor ernstig in gevaar te komen. Duidelijk was ook hier een reorganisatie zo snel mogelijk ter hand moest worden genomen. Laat in de middag kreeg Joffre van De Castelnau het dringende advies een nieuwe bevelhebber in Verdun aan te zoeken. Besloten werd om de verdedigingsspecialist Philippe Pétain als bevelhebber over zowel de linker als de rechter Maasoever aan te stellen. Er werd een bericht naar Pétain gestuurd met het verzoek zich de volgende morgen bij Joffre in Chantilly te melden.
De medewerkers van Philippe schrokken want niemand wist waar hun directe chef was; op het tijdstip dat het vaderland hem riep was de generaal spoorloos! Pétain had hele andere dan militaire zaken aan zijn hoofd.
De aanvalsplannen waar de 59 jarige generaal zich op dat moment mee bezighield betroffen het overwinnen van de laatste resten van de kuisheid van een dame die daar, beroepshalve, niet veel moeite mee gehad zal hebben. De staf van de generaal was niet geheel onbekend met zijn levensgewoonten en begon aan een zoektocht. Uiteindelijk werd hij in een hotel in Parijs aangetroffen. De Bourgondische Pétain kwam al snel tot de conclusie dat het belangrijk is eerst af te maken waar je mee bezig bent alvorens aan iets nieuws te beginnen. Hij ging weer terug naar het warme, goed gevulde, bed…
3. Pétain neemt het commando over
Toen hij de volgende morgen wakker werd had Pétain hoge koorts en de dorpsarts stelde vast dat de generaal een zware longontsteking had. Deze diagnose kreeg meteen het predicaat ’Très Sécret (Zeer geheim)’ om de troepen te velde niet onnodig te verontrusten. Vanuit zijn ziekbed stelde de generaal zo snel mogelijk orde op zaken. Hij had het bevel gekregen Verdun tot elke prijs voor Frankrijk te behouden. Met een geestdrift die aanstekelijk bleek begon hij aan een grootscheepse reorganisatie van het front.
Om aan de haperende aanvoer van goederen en manschappen een einde te maken kregen de door het leger gevorderde vrachtwagens het alleenrecht op het gebruik van de weg die van Bar le Duc naar Verdun liep. Camions die door pech uitvielen werden, om het verkeer niet te hinderen, van de weg geduwd om daar te worden gerepareerd. Duizenden mannen werden ingezet om het wegdek begaanbaar te houden. Doordat het de enige nog beschikbare weg was die het slagveld met het achterland verbond, moest voorkomen worden dat deze aanvoerlijn zou dichtslibben.
4. Von Falkenhayn herziet zijn plan
De terreinwinst was lang niet zo groot als gedacht en het alsmaar effectievere vuur van de Franse kanonnen en houwitsers aan de overkant van de Maas had onverwacht veel doden veroorzaakt. In de eerste negen dagen van de strijd om Verdun hadden de Duitsers ruim 25.000 man verloren; de Fransen hadden een verliescijfer van 24.000 man.
5. De aanval op de westelijke oever
Zwaar Frans geschut stond ten zuiden van de heuvels opgesteld, klaar om de aanvaller te beschieten. Doordat ze vanaf de Mort-Homme en de Côte 304 een prachtig vergezicht over de noordelijk gelegen vlakten hadden, waren de artilleriewaarnemers in staat om het vuur doeltreffend te leiden en de ligging ervan te corrigeren.
Op 6 maart 1916 begonnen de Duitsers aan hun aanval op de linkeroever. De belangrijkste aanvalsdoelen waren de twee heuvels van Mort-Homme en de westelijker gelegen Côte 304. Deze heuvelruggen vormden samen een natuurlijke verdedigingslinie; een positie die de Duitsers onderweg naar Verdun, hoe dan ook en tegen elke prijs, moesten innemen. Zonder het bezit van de heuvels was een verdere opmars over de westelijke oever onmogelijk.
Na een bijzonder zware inleidende beschieting vielen de Duitsers vanuit het noorden aan en tegelijkertijd staken elitetroepen de buiten zijn oevers getreden Maas ter hoogte van Brabant en Champneuville over.
De enorme beschieting veroorzaakte paniek bij de Franse troepen en toen de Duitsers tussen Bethincourt en Forges-sur-Meuse aan hun stormaanval begonnen lukte het om met onverwacht gemak een grootgebied te bezetten. Nog dezelfde dag waren deze, zich naar het zuiden verplaatsende, legereenheden in staat om contact te maken met hun landgenoten die het ijskoude water van de Maas overgestoken waren. Franse militairen die zich in de bocht van de Maas bij Régnéville bevonden, raakten hierdoor afgesneden van de hoofdmacht en werden makkelijke prooien voor de Duitse tegenstander.
De eerste tegenslag kwam toen de Duitsers het dorp Cumières (zie De bezienswaardigheden, Fleury en de 8 andere verdwenen dorpen) wilden innemen. Ondanks verwoede pogingen, die bloedige verliezen aan beide zijden veroorzaakten, lukte het niet het bezit van het dorp over te nemen.
Pogingen om vanuit het noorden de heuvels van de Mort-Homme in te nemen liepen vast op de verdedigingsstellingen van de Fransen Geconcentreerde beschietingen, van het op en achter de heuvels opgestelde geschut, zaaiden dood en verderf onder de aanvallers. Sinds het begin van de strijd op de westelijke Maasoever had het Duitse leger snelle vorderingen gemaakt en waren duizenden Fransen krijgsgevangen gemaakt. De dorpen Forges en Régnéville waren ingenomen en Béthincourt lag zwaar onder vuur. De vaart was er echter uit en vanaf nu moest om elke meter hard worden gevochten.
Toen de Fransen er tijdens de ochtendschemering van de 8e maart in slaagden het Bois des
Na hevige gevechten op 10 maart kwam het Bois des Corbeaux weer in Duitse handen maar de prijs die hiervoor betaald moest worden was hoog: ruim 70% van de aanvallers werd buiten gevecht gesteld. De paar honderd overlevenden waren niet meer in staat om verder op te rukken.
Het Duitse offensief, links van de Maas, was volledig vastgelopen maar de gevechten gingen onverminderd door. Ze droegen nu een plaatselijk karakter met na elke aanval een tegenaanval.
Op weg naar de westelijke hellingen van heuvel 304 namen Beierse infanteristen op 20 maart 1916 het Bois d’Avocourt in en 11 dagen later viel, na een dagenlange strijd die vele honderden doden vergde, het in een vesting veranderde dorp Malancourt. De Franse soldaten in Béthincourt, dat ingesloten was, gaven op 8 april hun verzet op. De weg naar Côte 304 was vrij…
Begin april 1916 liep het front op de westelijke Maasoever vanaf Avocourt, via de noordelijke hellingen van de Côte 304 en de Mort- Homme, naar Cumières en de Maas.
6. Maart 1916, de oostelijke oever
De Duitse opmars was boven de lijn die liep vanaf de noordkant van de Côte du Poivre, via het fort van Douaumont, in de richting van het dorp Vaux tot staan gebracht.
Ook tijdens de daarop volgende dagen zou de frontlinie op de westelijke Maasoever vrijwel hetzelfde blijven. Het bezit van Vaux-devant-Damloup bleef omstreden en de verwachte Duitse opmars bleef uit.
In opperste verrukking had de Duitse keizer Wilhelm de ‘Pour le Mérité’, de hoogste keizerlijke onderscheiding, toegekend aan de generaal die ‘de val van fort Vaux wereldkundig had gemaakt. Dit gulle gebaar werd door de Fransen met gegniffel ontvangen.

Voorlopig zou het fort van Vaux niet door de Duitsers worden ingenomen. Nadat fort Douaumont, zonder dat er een schot gevallen was, in Duitse handen was gevallen hadden de Fransen met grote voortvarendheid gewerkt aan het herbewapenen van fort Vaux. Nieuwe mitrailleurs en kanonnen stonden klaar om de aanvaller van repliek te kunnen dienen en van een snelle overrompeling kon dus geen sprake meer zijn. Tijdens de volgende drie weken zou het beeld op de oostelijke oever nagenoeg hetzelfde blijven. De gevechten en beschietingen gingen in alle hevigheid door maar leverden per saldo niets op. Soms lukte het een aanvaller een klein gebied te veroveren maar werd dan binnen de kortste tijd weer teruggeworpen tot op de plek waar de aanval begon.
Van von Falkenhayn’s droom om het Franse leger bij Verdun te laten leegbloeden en hierbij de eigen verliezen op een acceptabel peil te kunnen houden was niets meer over. De totale verliezen op de beide Maasoevers bedroegen in maart voor de Duitsers ruim 54.000 man terwijl de Fransen 65.000 soldaten verloren. Sinds het begin van de slag waren per dag gemiddeld meer dan 4000 man uitgevallen!
7. April, de uitputtingsslag gaat verder

De 9e april is een glorieuze dag voor onze legers. De furieuze aanvallen van de legers van de Kronprinz werden overal afgeslagen. Infanteristen, pioniers, artilleristen en vliegeniers van het 2e Leger wedijverden met elkaar in dapperheid. Ere aan allen! De Duitsers zullen zonder twijfel opnieuw aanvallen. Blijf eraan werken hetzelfde succes als gisteren te behalen. Hij eindigde met de woorden ‘Courage, on les aura!’.
Dit ‘Houd moed, we zullen ze krijgen!’ zou bij de Franse strijders een gevleugelde uitdrukking worden.
succes dat de Fransen in de tweede helft van april behaalden, was het met harde hand verwijderen van de Duitsers die op de hellingen van de Mort-Homme lagen.
8. Mei en juni, de linkeroever
9. Mei en juni, de rechteroever
Om 6 uur in de ochtend van de 8e mei stegen uit het fort van Douaumont dikke zwarte rookwolken op. Er had een zware explosie plaatsgevonden waarvan de oorzaak niet meer te achterhalen was. Feit is dat er vuur was ontstaan in opslagplaatsen waar zich granaten en vlammenwerpers bevonden. Enorme ontploffingen waren het gevolg. Duitsers die zwart van het roet waren geworden werden in paniek door hun eigen kameraden beschoten die dachten dat de om hun wreedheid bekend staande Senegalezen, behorend tot een Franse koloniale legereenheid, het fort waren binnengedrongen. Toen het gelukt was de branden te blussen konden honderden doden worden geteld. Het lukte slechts een gedeelte van de overledenen buiten het fort te begraven en de overige 679 mannen werden in het fort ingemetseld.
Na de oorlog werd bij deze plaats een kapel ingericht, hier vinden met enige regelmaat ontmoetingen van Duitse oud-strijders plaats die hun dode strijdmakkers komen herdenken.
Op 17 mei begon de inleidende beschieting die vijf dagen zou duren. De Duitsers in de stellingen voor het fort werden door het aanhoudende vuur murw gebeukt, het fort zelf liep betrekkelijk weinig schade op. tijdens de gevechten op 22 mei waren de Fransen in staat om bovenop het fort te komen en kleine groepen Fransen wisten zelfs even het fort binnen te dringen. Het leek erop dat het fort Douaumont in andere handen zou overgaan. Nu maakte Charles Mangin dezelfde fout als de Duitsers op 9 maart hadden gemaakt namelijk het aan de wereld voorbarig bekend maken dat een fort was gevallen.
Maar men moet de huid van de beer niet verkopen eer hij geschoten is. De volgende dag ondernamen de Duitsers felle charges en tijdens de hierop volgende nacht werd duidelijk dat de Franse aanval was afgeslagen. Ondanks de duizenden doden waren de Duitsers en Fransen op de 24e juni weer terug in hun uitgangsstellingen.
Het drama dat bij Douaumont plaatsvond had zijn weerslag op het moreel van de Franse troepen. Op 26 mei bracht een duidelijk gespannen Joffre een bezoek aan de Engelse opperbevelhebber Haig. Besloten werd om het grootschalige Somme-offensief, dat gepland stond op 15 augustus, al op 1 juli te laten plaatsvinden om hierdoor wat druk van de ketel bij Verdun af te halen.
divisies zouden op een beperkt front worden ingezet om zo een bres in de Franse verdediging te slaan. Het belangrijkste doel van de aanval was het fort van Vaux en de daar omheen liggende versterkingen. Op 31 mei kwam het bastion onder zwaar Duits vuur te liggen dat ook de volgende dag zou aanhouden. Toen de Duitse troepen op 2 juni in golven aanvielen lukte het al snel de bovenbouw te bezetten. Tijdens hun poging om ook de catacomben te bezetten lieten de Duitsers gas en rook het fort instromen. De situatie voor majoor Sylvain Raynal, de fortcommandant, en zijn mannen werd met het uur benarder. Hij vroeg door middel van lichtsignalen en postduiven om hulp. Pogingen van buitenaf om het fort te ontzetten liepen op niets uit en gedwongen door watergebrek gaf Raynal zich, op 7 juni, over. Weer had het Franse moreel een gevoelige deuk opgelopen.
10. Het leven aan het front
Het gebrek aan persoonlijke hygiëne was een belangrijke oorzaak voor het massaal uitbreken van ziekten. Dysenterie was een ziekte waar vrijwel iedereen aan leed, het was aan het front even normaal als het hebben van luizen en vlooien. Door de ziekten en het slechte voedsel was het niet mogelijk om voldoende op krachten te komen. Dag en nacht waren de soldaten onderhevig aan extreme psychische spanningen. Ze waren zich er terdege van bewust dat hun leven elk moment kon eindigen. Altijd was het gebulder van de kanonnen te horen en de loopgraven boden maar weinig veiligheid bij een granaatbeschieting. Een vijandelijke stormloop, gas, een kogel van een sluipschutter of wat voor oorzaak dan ook: de dood was altijd aanwezig en was voortdurend op de loer naar zijn volgende slachtoffer. Zelfs de hemel was een vijand: de soldaat was door de aanwezigheid van sluipschutters, gedwongen altijd onder de rand van zijn stelling te blijven. Het gezegde ‘men lijdt het meest, door het lijden dat men vreest’ had speciaal voor de soldaten bij Verdun bedacht kunnen zijn.
Vaak was het onmogelijk de doden te bergen en af te voeren want dat zou slechts nieuwe doden tot gevolg hebben. Veel lijken werden vanzelf begraven door het vijandelijk vuur; andere dode lichamen kwamen juist weer boven. Het moet een enorme uitwerking hebben gehad op de psyche van de soldaten om voortdurend geconfronteerd te worden met lijken en dus met de eigen dood die in het verschiet lag. Het is werkelijk ondoenlijk om ons een juiste voorstelling te maken van hoe de menselijke geest reageerde op het aanschouwen van de gewonden. De oorlogshandelingen veroorzaakten verwondingen in diverse gradaties, variërend van lichte vleeswonden tot zeer zware verwondingen zoals afgeschoten ledematen, verdwenen kaken en buikwonden waarbij de ingewanden naar buiten vielen. De angst en de stress moeten werkelijk onbeschrijflijk geweest zijn.
De medische verzorging liet, op zijn zachtst gezegd, te wensen over. Als het al mogelijk was een gewonde naar een medische hulppost over te brengen, dan was het nog maar de vraag of het slachtoffer geholpen kon worden. Er was een tekort aan elementaire medicijnen en de artsen waren zwaar overbelast. Pijnverzachtende middelen werden pas op de operatietafel verstrekt. De medici waren door de enorme toevloed aan gewonden gedwongen een keuze te maken wie ze zouden helpen. Het kwam regelmatig voor dat mannen, die in normale omstandigheden bijna zeker zouden genezen, door de complexe aard van hun verwonding buiten te sterven werden gelegd.
Tot wanhoop van de toeschouwers hadden de ratten op het slagveld de tijd van hun leven, ze vraten zich vol aan de lijken en de in stukken uiteengereten lichamen. Zelfs de weerloze stervenden in het niemandsland werden niet met rust gelaten en door de beesten aangevreten. Bestrijding was onmogelijk, het leek alsof er voor elke gedode rat minstens tien in de plaats kwamen. De beesten waren overal aanwezig en werden dan ook een voortdurende bron van besmetting. Volgens de overlevering bereikten sommige volgevreten ratten de angstaanjagende omvang van een volwassen kat.
11. De laatste grote Duitse aanval
aan het begin van de aanval al meteen honderden Duitsers.
Vanaf de tweede helft van augustus en gedurende de maand september kende het slagveld in de buurt van Verdun een periode van betrekkelijke rust. Plaatselijke schermutselingen, vooral bij Fleury, hadden de plaats ingenomen van geconcentreerde offensieven en de Duitse artillerie hield zich nog voornamelijk bezig met het hinderen van troepen die verplaatst werden naar het front aan de Somme.

Zes dagen later viel ook het doek voor von Falkenhayn die in Roemenië als commandant van het 9e leger zijn carrière mocht voortzetten. Zijn opvolgers waren de generaals von Hindenburg en Ludendorf. Deze aan het oostfront geharde militairen schrokken zo van de volkomen uit de hand gelopen situatie bij Verdun dat ze hun ondergeschikten het bevel gaven onmiddellijk alle aanvallen te staken en zich defensief op te stellen.
De tunnel van Tavannes was sinds het begin van de oorlog in gebruik als opslagplaats van munitie en andere militaire goederen, als commandopost, medische hulppost en als schuilplaats. Een duizendtal Franse soldaten kon er tegelijkertijd beschutting vinden.
Alles en iedereen liep er door elkaar en overal lagen spullen en rommel te slingeren. Toen er in de buurt van de westelijke ingang brand ontstond in een hoek waar handgranaten opgeslagen waren, sloeg dit vuur over op de benzinevoorraad van het aggregaat waarna alles de lucht inging. Korte tijd later stond de tunnel in vuur en vlam. Overal lagen verkoolde en uiteengescheurde lijken. De verstikkende rook eiste honderden slachtoffers. Op weg naar de uitgang speelden zich helse taferelen af, gevallen mannen werden vertrapt en gewonden schreeuwden vruchteloos om hulp. Tot overmaat van ramp lag de oostelijke uitgang onder zwaar Duits vuur zodat een groot deel van de mannen die op weg waren naar de reddende frisse lucht, hier alsnog stierven.
De twee uiteinden van de tunnel fungeerden als schoorsteen en het zou nog dagen duren voordat de brand gedoofd was. Meer dan 500 soldaten vonden bij deze tragische gebeurtenis de dood, de slachtoffers werden tijdelijk bij het westelijke uiteinde van de tunnel begraven en vonden in 1926 een definitieve rustplaats in het Ossuaire van Douaumont.
12. De Franse aanvalsvoorbereidingen
Tot nu toe was het gebruikelijk dat aan elke bestorming van de vijandelijke linies een inleidende beschieting voorafging. Door middel van vernietigingsvuur moesten zoveel mogelijk troepen worden uitgeschakeld. Een vernielingsvuur diende om de infrastructuur te slopen. Tijdens dit ‘stormrijp’ schieten van het vijandelijke gebied kroop de tegenstander in alles wat maar enige bescherming gaf weg en kwam pas te voorschijn als de beschieting, na uren of soms dagen, ophield. Hij wist dat er nu elk moment een aanval op zijn stelling zou worden ondernomen, van enige verrassing was geen sprake meer.
Nivelle wilde voor het eerst aan het westfront gebruik gaan maken van een tactiek waarbij de inleidende beschieting naadloos zou overgaan in een vuurwals, door de Belgen doorgaans meer plastisch ‘gordijnvuur’ genoemd.
Door middel van geconcentreerd artillerievuur moest een van tevoren duidelijk aangegeven terrein worden bestreken. Vlak achter het granaatvuur, dat telkens met sprongen verder het vijandelijke gebied in opschoof, moest de infanterie oprukken om het door de vuurwals bestreken gebied in te nemen. Het grote voordeel was dat er geen hoorbaar einde aan de beschieting kwam en dat de tegenstander tot vlak voordat de infanterie opdook nog zwaar onder vuur lag. Hierdoor werd hij vaak nog in zijn schuilplaats verrast. Nadeel van deze tactiek was dat, om ongelukken te voorkomen, de infanterie en artillerie perfect op elkaar moesten worden afgestemd. De snelheid waarmee de troepen konden oprukken werd afhankelijk van de toestand van het terrein en de resterende vijandelijke weerstand begrensd tot maximaal zo n 2 kilometer per uur. De problemen wat betreft de onderlinge communicatie liet Nivelle opvangen door het aanleggen van een nieuw, diep in de grond ingegraven, telefoonnet. Het nadeel van de beperkte snelheid speelde op het slagveld van Verdun niet zozeer doordat het gevechtsterrein van beperkte omvang was.
Op papier waren de Duitsers nog een behoorlijke tegenstander want er lagen aan de Duitse zijde van het front 7 divisies. Door vermoeidheid en demotivatie was de gevechtskracht van deze troepen echter sterk afgenomen. Sommige eenheden waren al bij Verdun sinds 21 februari en ook op materieel gebied was het Duitse leger bij Verdun afgezwakt; de kanonnen waren uitgesleten en overal waren tekorten aan ontstaan.
13. Het Franse offensief van oktober
geven. Volkomen verbaasd over het tempo waarmee ze op konden rukken raakten de aanvallers geënthousiasmeerd, ze gooiden tijdens hun overwinningsroes zelfs uitrustingsstukken en proviand weg om meer bewegingsvrijheid te hebben. Generaal Nivelle, die dacht dat hij overal rekening mee had gehouden, raakte het contact met zijn troepen kwijt. De verbindingen werden verbroken door de onverwacht snelle opmars en door de dichte mist kon hij de troepenbewegingen niet visueel volgen. Hierdoor bleef hij urenlang verstoken van berichten over de behaalde resultaten.
Om 14.15 uur wisten soldaten van het Régiment Colonial du Maroc, afkomstig van de Divisie Mangin, de bovenbouw van het fort van Douaumont te bezetten en na enkele korte maar felle gevechten gaven de Duitsers zich over. De val van het fort was voor de Fransen een belangrijke strategische en morele overwinning.
Het oktober-offensief was echter langzaam stukgelopen op door de Duitsers inderhaast opgeworpen verdedigingslinies. De verliezen die de Fransen leden stonden niet langer in verhouding tot de gemaakte terreinwinst. De legerleiding besloot dan ook om de infanterie pas op de plaats te laten maken en te beginnen aan de voorbereiding van een nieuw
grootscheeps offensief.
14. Het december-offensief, het einde van de Slag bij Verdun
munitie waren op de Duitsers veroverd. Tijdens de afgelopen 4 dagen waren meer dan 11.000 Duitsers krijgsgevangen gemaakt. De Duitsers verloren in totaal 14.000 man, de Fransen 21.000.
De Franse legerleiding kon tevreden zijn want op de oostelijke Maasoever was slechts het door zijn hoogte strategisch belangrijke Côte de Talou, en het gebied ten noordoosten van deze heuvelrug, nog in Duitse handen. Doordat de offensieven van oktober en december zich op de rechter Maasoever geconcentreerd hadden was op de westelijke oever weinig veranderd; nog steeds waren de Côte 304 en de heuvels van de Mort-Homme in Duits bezit.
15. De afwikkeling
Met dezelfde nauwkeurigheid als voor het oktober- en het december-offensief was de Franse legerleiding bezig zo min mogelijk aan het toeval over te laten. Het gebied ten noorden van Verdun was in een maanlandschap veranderd. Om de bevoorrading van het front tijdens de komende strijd te waarborgen werden daarom nieuwe wegen gebouwd. In augustus stonden 2150 kanonnen, mortieren en houwitsers van allerlei kaliber klaar om de aanval in te zetten. De Duitsers hadden ongeveer de helft van dit aantal tot hun beschikking. 30 Franse infanterieregimenten stonden tegenover 18 Duitse regimenten, de kaarten waren geschud.
Hoge Amerikaanse officieren waren door de Fransen uitgenodigd om vanuit observatieposten de gevechten te volgen. Sinds 6 april waren de Amerikanen officieel in oorlog met Duitsland maar ze waren nog niet in actie gekomen; dit was een ideale gelegenheid om de officieren ervaring te laten opdoen.
Tot 26 augustus bleven de Fransen met volle kracht aanvallen en het succes was volkomen. De doelstellingen waren bereikt, en bijna 10.000 Duitsers werden in gevangenschap afgevoerd. De Fransen verloren tijdens de gevechten 14.000 man van wie 6000 vermist werden.
16. Uncle Sam komt in actie
De driehoek tussen Les Eparges, St. Mihiel en Pont à Mousson vormde een saillant in de frontlijn die de Fransen een doorn in het oog was. De eerste grote zelfstandige opdracht, die het Amerikaanse leger onder generaal John Pershing kreeg, was het opruimen van deze uitstulping.
De Amerikaanse opmars van 12 september, die door een inleidende beschieting met Frans geschut was voorbereid, verliep uiterst voorspoedig. De Duitsers die grote delen van het gebied al hadden verlaten boden weinig weerstand aan de aanvallende tanks en infanterie. Al op 14 september was het gehele gebied door de ‘doughboys’ bezet.
Na een korte maar zeer hevige beschieting op 26 september vielen bijna een half miljoen Amerikanen over een front van nog geen 40 kilometer de Duitsers aan. Gemiddeld betekent dit dat er per 10 strekkende meter zo’n 125 man klaarstonden! Ze wisten nog dezelfde middag op te rukken tot aan de heuvel bij Montfaucon, ondervonden daar felle tegenstand, en omsingelden vervolgens dit Duitse steunpunt. Cheppy, Varennes en Vauquois veranderden op 26 september wel van eigenaar.
De communicatie tussen de legerleiding en de uitvoerende officieren verliep uiterst moeizaam.
Vrijwel het gehele westelijk front was gedurende de maand oktober in beweging. Het lukte de Engelsen, Fransen en Amerikanen om de druk op de Duitsers alsmaar verder op te voeren. Overal trokken de Duitsers zich richting noorden terug. Vertwijfelde pogingen om, door middel van het in de strijd brengen van laatste reserves, het geallieerde tij te keren hadden weinig resultaat.
Op 11 november capituleerde het gehele Duitse leger onvoorwaardelijk, de situatie in ‘die Heimat’ was hopeloos geworden en het reële gevaar was aanwezig dat als er verder werd gevochten het totale Duitse leger vernietigd zou worden. Een dag eerder was aan de naar Nederland gevluchte Duitse keizer Wilhelm II politiek asiel verleend.
13.000.000 burgers stierven als gevolg van de oorlogshandelingen, 10.000.000 mensen waren op de vlucht. Door de honger in Europa waren veel inwoners verzwakt. Ondervoeding, ziekten en epidemieën waren hiervan het gevolg. De uit Amerika afkomstige Spaans griep greep om zich heen en was dodelijk voor vele honderdduizenden verzwakte mensen.
In het gehavende Europa werden nieuwe grenzen getrokken en zelfs nieuwe landen gecreëerd.
Frankrijk was na de oorlog een land van vele helden; het leek er even op dat iedere boer, die ‘les boches’ verteld had dat hij geen melk of eieren te koop had, een lintje zou krijgen.
In de stad Verdun was 50% van de gebouwen verwoest en begon men aan de wederopbouw.
17. De tragiek van Pétain
De stad vereerde hem, evenals anderen die tijdens de slag veel betekend hadden, met een eigen straat. Bovendien droeg een plein zijn naam.
Vanaf mei 1940 nam de 84-jarige, al wat kindse, Philippe Pétain de leiding op zich van het onbezette deel van Frankrijk. Vanuit Vichy regeerde hij aanvankelijk op autoritaire wijze maar algauw raakte hij zijn macht aan de Duitsers kwijt. Officieel bleef hij echter als regeringsleider aan en de Duitsers konden hierdoor gebruik blijven maken van de magische klank die zijn naam nog steeds voor veel Fransen had. De rol die hij speelde was uiterst dubieus maar waarschijnlijk dacht de oude man nog steeds het landsbelang te dienen. Na de oorlog zou hij als collaborateur ter dood worden veroordeeld, een straf die omgezet werd in levenslange verbanning naar l’île d’Yeu, voor de kust bij Vendée. De naar hem genoemde straat in Verdun (de Avenue Maréchal Pétain) werd omgedoopt in, hoe kan het ook anders, Avenue du Général de Gaulle; de Place Pétain werd Place de la Libération.
Een in 1966 ingediende petitie, waarin Verdun-veteranen vroegen hun ’Held van Verdun’ alsnog bij Verdun te begraven, werd afgewezen. Zeven jaar later zorgden zes aanhangers van Pétain door middel van een sterk staaltje ‘particulier initiatief’ voor een hoop opschudding. In het holst van een zomernacht werd de graftombe van Pétain opengebroken waarna de kist richting Ossuaire de Douaumont werd gebracht. Om vroegtijdige ontdekking te voorkomen was de tombe weer gesloten en aangestreken met cement. De volgende morgen zag de beheerder van het kerkhof de nog natte specie en sloeg onmiddellijk groot alarm.
Toen de ontvoerders via de autoradio hoorden dat de toegangswegen naar het knekelhuis hermetisch waren afgesloten, besloten ze de stoffelijke resten zolang in een garage te Parijs onder te brengen. Pétain was in Frankrijk hèt gesprek van de dag. Pas na twee weken maakten de pétainisten, tijdens een persconferentie, de verblijfplaats van de grafkist alsmede de beweegredenen van hun wanhoopsactie bekend. Om de opnieuw opgelaaide discussie over een mogelijk eerherstel in de kiem te smoren besloten de autoriteiten geen strafvervolging tegen het groepje pétainisten in te stellen. Het dode lichaam van de oude maarschalk werd herbegraven op het Ile d ‘Yeu.

Nog steeds is er op het ereveld voor het Ossuaire de Douaumont een plekje voor Philippe gereserveerd maar veel hoop op spoedige bijzetting is er niet. In 1986 ondernam de Franse president Mitterand een voorzichtige poging tot rehabilitatie: hij liet op wapenstilstandsdag bloemen op het graf van de maarschalk leggen, een gewoonte die hij tot 1993 vol zou houden. Onder druk van een sterke lobby uit de hoek van verzetsstrijders en joodse overlevenden van de Tweede Wereldoorlog moest hij in dat jaar met dit gebruik stoppen. Maarschalk Henri Philippe Pétain blijft een omstreden figuur in de Franse geschiedenis en tot op de dag van vandaag houdt hij de gemoederen bezig.
18. Het Verdrag van Versailles

Het Duitse leger werd ontwapend en mocht nog maar uit 100.000 man bestaan; het bezit van tanks, onderzeeboten, militaire vliegtuigen en grote oorlogsschepen was verboden. De industrie werd grotendeels ontmanteld en op grote schaal moesten grondstoffen, goederen en machines worden afgestaan. De kiem voor een volgende, nog grotere oorlog, was gelegd.
Zowel Heinz Guderian als Erich von Manstein had in 1916 te Verdun gevochten. 146 Duitsers verloren in 1940 tijdens de gevechten om Verdun hun leven; het Franse dodencijfer is onbekend. Zeker is dat een zekere sergeant François Mitterand gewond raakte, van hem zouden we later meer horen.
19. Overpeinzing
van een generatie verloren. Vandaar dat ik, de schrijver van dit boek, van mening ben dat er geen overwinnaars waren maar slechts verliezers.