Ontdek het vergeten verleden van de Eerste Wereldoorlog
De Duitse infanterie valt massaal aan

De Duitse infanterie valt massaal aan

1. 21 februari, de Duitse infanterie valt massaal aan

De ochtend van de 21e februari begon met een beschieting die slechts vergelijkbaar was met de beschieting zoals die een dag eerder plaats vond. Het vuur werd gelegd op die plaatsen waarvan bekend was dat zich daar nog verzet biedende Franse soldaten bevonden en ook de Franse artilleriestellingen kregen er geducht van langs. Toen de eerste Duitse hoofdaanvalsgolf  ’s middags oprukte bleek wederom dat er van een snelle terreinwinst geen sprake zou zijn. Ook deze keer was de inleidende beschieting minder doeltreffend dan verwacht. De Franse verdedigingslinies waren weliswaar in onherkenbare kuilen en kraters veranderd, maar de overlevenden waren nog steeds in staat om tegenstand te bieden. De Duitse infanterie stootte op fel verzet en de opmars werd al in een onverwacht vroeg stadium tot stilstand gebracht. De heldenmoed waarmee de Franse verdedigers stand probeerden te houden zou hen legendarisch maken, vooral de gevechten in het Bois des Caures blijven tot de verbeelding spreken.

2. Het Bois des Caures

Het Bois des Caures had extra ’aandacht’  van de Duitse kanonniers gekregen. Door zijn ligging op een heuvel was het gebied strategisch erg belangrijk. Met zijn grootte van slechts enkele vierkante kilometer zou het ongeveer 80.000 granaten te verwerken krijgen. Het was het domein van het 56ste en het 59 ste Bataljon Chasseurs  à Pied, de Jagers te Voet. Commandant van deze 1300 man was overste Driant.
Na de beschieting bleken nog slechts zo n 300 jagers in staat de strijd met de aanstormende Duitsers te kunnen opnemen. Het landschap waarin zij zich na het bombardement bevonden was volkomen onherkenbaar. Het leek op een stoppelveld; eeuwenoude eiken waren spoorloos verdwenen. Hier en daar lagen flarden uniform en uitrustingsstukken, soms met een enkel lichaamsdeel er nog in. Langzaam werd alles bedekt door een lichte sneeuwval. Ondanks het enorme verlies aan gevechtskracht bleken de resterende Chasseurs in staat tot in de namiddag van de 22e februari stand te houden. Slechts een honderdtal zou uiteindelijk de strijd overleven en achter de Franse linies terugkeren.
Luitenant kolonel Emile Driant bevond zich niet bij de overlevenden. Op het moment dat hij zich wilde terugtrekken, op 22 februari rond half vijf, werd hij door een kogel in zijn hoofd getroffen. Later zou hij door de Duitsers met alle militaire eer, voor zover mogelijk in die hectische tijd, provisorisch worden begraven. Op zijn lichaam droeg hij een brief die hij een dag voor zijn overlijden aan zijn vrouw had geschreven. De Duitse officier die zijn dode lichaam vond zorgde ervoor dat de weduwe Driant deze brief tezamen met een gouden medaillon die haar man om zijn nek droeg, via het neutrale Zwitserland, zou ontvangen.

Het heldhaftige verzet van Driant en zijn Jagers te Voet was niet tevergeefs. Het zorgde ervoor dat het Duitse offensief een volle dag vertraging opliep. Achteraf bleek dat etmaal uitstel voor de Fransen van groot strategisch belang te zijn. Driant werd daarom postuum bijgeschreven in de annalen van de grote Franse helden.
Op de 23e en 24e februari gingen de gevechten met onverminderde hevigheid door en langzaam maar zeker leek het erop dat de Fransen aan het Duitse offensief zouden gaan bezwijken. Door de granaatbeschietingen waren de telefoonverbindingen verbroken en ordonnansen slaagden er niet meer in hun boodschappen over te brengen. De Franse commandostructuur was hierdoor veranderd in een enorme wanorde, tegenstrijdige bevelen volgden elkaar op.

De commandanten van de artillerie eenheden wisten soms niet eens meer waar vriend of vijand zat met als gevolg dat meer dan eens eigen troepen werden beschoten. Op 24 februari bracht generaal Edouard de Castelnau, als plaatsvervanger van Joffre, een bezoek aan het hoofdkwartier van generaal Herr, bevelhebber van de sector Verdun. Tot verbazing van De Castelnau was niemand in staat hem een overzicht van de situatie te geven of aan te geven waar de eigen en de vijandelijke troepen zich bevonden. Tijdens een bezoek aan het strijdtoneel op de rechteroever liet De Castelnau zich persoonlijk op de hoogte van de situatie stellen. Ondanks de aanhoudende druk zag hij nog mogelijkheden om de Duitse vloedgolf te keren maar dan moesten er op korte termijn maatregelen worden genomen.

Een ander probleem was dat de wegen rond Verdun totaal waren verstopt door de militaire colonnes, de vluchtende bevolking en de afvoer van gewonden. De aanvoer van militaire goederen en extra troepen naar het front dreigde hierdoor ernstig in gevaar te komen. Duidelijk was ook hier een reorganisatie zo snel mogelijk ter hand moest worden genomen. Laat in de middag kreeg Joffre van De Castelnau het dringende advies een nieuwe bevelhebber in Verdun aan te zoeken. Besloten werd om de verdedigingsspecialist Philippe Pétain als bevelhebber over zowel de linker als de rechter Maasoever aan te stellen. Er werd een bericht naar Pétain gestuurd met het verzoek zich de volgende morgen bij Joffre in Chantilly te melden.
De medewerkers van Philippe schrokken want niemand wist waar hun directe chef was; op het tijdstip dat het vaderland hem riep was de generaal spoorloos! Pétain had hele andere dan militaire zaken aan zijn hoofd.

De aanvalsplannen waar de 59 jarige generaal zich op dat moment mee bezighield betroffen het overwinnen van de laatste resten van de kuisheid van een dame die daar, beroepshalve, niet veel moeite mee gehad zal hebben. De staf van de generaal was niet geheel onbekend met zijn levensgewoonten en begon aan een zoektocht. Uiteindelijk werd hij in een hotel in Parijs aangetroffen. De Bourgondische Pétain kwam al snel tot de conclusie dat het belangrijk is eerst af te maken waar je mee bezig bent alvorens aan iets nieuws te beginnen. Hij ging weer terug naar het warme, goed gevulde, bed…

3. Pétain neemt het commando over

Pétain
Vroeg in de morgen van de 25e stapte hij in de gereedstaande auto om op weg naar Joffre te gaan. Na een kortstondig bezoek reisde hij door naar generaal Herr, die een zenuwinstorting nabij was, en vernam daar dat fort de Douaumont gevallen was.
Als reactie op de val van Luik was het fort op last van het Franse opperbevel zoveel mogelijk ontdaan van de zware bewapening om deze op andere plaatsen in te zetten. De bezetting bestond uit nog geen 60 militairen, van wie een deel de pensioengerechtigde leeftijd reeds bereikt had. Zij moesten de paar nog aanwezige kanonnen bemannen en onderhoudswerkzaamheden uitvoeren. Enkele groepjes, onafhankelijk van elkaar opererende, infanteristen van het 24e Brandenburgse Regiment waren er in geslaagd fort Douaumont binnen te dringen en het zonder bloedvergieten in te nemen. Het grootste fort in de verdedigingslinie rond Verdun, het sterkste vestingwerk ter wereld, was vast in Duitse handen. In allerijl werd het bastion door de Duitsers op volledige oorlogssterkte gebracht en werd pas op 24 oktober weer Frans bezit. De blunder het fort te ontmantelen zou tienduizenden poilu ’s onnodig het leven kosten. De val zorgde voor blijdschap in Duitsland, overal luidden de kerkklokken terwijl de Franse pers bevangen werd door paniek.
De situatie voor de Fransen werd met het uur neteliger en om rust te vinden besloot Pétain zijn hoofdkwartier in Souilly te vestigen,een klein dorp aan de weg van Bar le Duc naar Verdun. Om middernacht nam hij officieel het commando over de troepen op de oostelijke en westelijke oevers van de Maas bij Verdun over.
Toen hij de volgende morgen wakker werd had Pétain hoge koorts en de dorpsarts stelde vast dat de generaal een zware longontsteking had. Deze diagnose kreeg meteen het predicaat  ’Très Sécret (Zeer geheim)’ om de troepen te velde niet onnodig te verontrusten. Vanuit zijn ziekbed stelde de generaal zo snel mogelijk orde op zaken. Hij had het bevel gekregen Verdun tot elke prijs voor Frankrijk te behouden. Met een geestdrift die aanstekelijk bleek begon hij aan een grootscheepse reorganisatie van het front.
Om aan de chaos een einde te maken verdeelde Pétain de fronlijn bij Verdun in 4 sectoren die ieder onder bevel kwamen van een generaal. De forten werden met de grootst mogelijke spoed herbewapend en onderling verbonden door nieuwe stellingen. Dit zou de verdedigingslinie worden waarin de Duitse opmars moest verzanden en waarachter de Franse troepen geen duimbreed meer mochten wijken. Ongeacht de verliezen zouden de Fransen hier stand proberen te houden. Een complete divisie werd ingezet bij de werkzaamheden die dag en nacht doorgingen.
Om aan de haperende aanvoer van goederen en manschappen een einde te maken kregen de door het leger gevorderde vrachtwagens het alleenrecht op het gebruik van de weg die van Bar le Duc naar Verdun liep. Camions die door pech uitvielen werden, om het verkeer niet te hinderen, van de weg geduwd om daar te worden gerepareerd. Duizenden mannen werden ingezet om het wegdek begaanbaar te houden. Doordat het de enige nog beschikbare weg was die het slagveld met het achterland verbond, moest voorkomen worden dat deze aanvoerlijn zou dichtslibben.
Aanvoer van verse troepen, voedsel, munitie en ander materiaal was van vitaal belang voor het stand houden van het Franse front. Door zijn bijzondere betekenis tijdens de Slag bij Verdun zou deze weg later de naam  Voie Sacrée , de Heilige Weg, krijgen.
Ook de artillerie, tot dan toe weinig samenhangend schietend op de vijand, ontkwam niet aan een reorganisatie. Door de beschietingen beter op elkaar af te stemmen brachten de kanonnen de Duitsers steeds zwaardere verliezen toe. Vanuit hun stellingen op de westoever waren ze goed beschermd voor de Duitse vuurmonden. Van heinde en ver kwamen nieuwe vuurmonden aan zodat de achterstand in aantallen vuurmonden, die de Fransen op de Duitsers hadden, minder werd.

4. Von Falkenhayn herziet zijn plan

Erich-von-Falkenhayn
Eind februari 1916 kwam von Falkenhayn, na een bespreking met von Knobbelsdorf en de Duitse kroonprins Wilhelm von Preussen, tot de conclusie dat de beoogde doelstellingen niet gehaald waren. Weliswaar waren de Duitsers erin geslaagd een kleine tien kilometer zuidwaarts op te rukken, even had het er zelfs op geleken dat de stellingenoorlog weer over zou gaan in een bewegingsoorlog, maar de aanval was uiteindelijk zo goed als tot staan gebracht. De Duitse troepen waren tot aan de, door de tegenstander inderhaast opgeworpen, Franse verdedigingslinie gekomen. Om de aansluiting met de zich naar het zuiden verplaatsende frontlijn niet kwijt te raken moest het Duitse geschut regelmatig verplaatst
worden. Steeds vaker bleven ze steken in de bomkraters en de modder. Ze werden hierdoor eenvoudige doelwitten voor Frans granaatvuur. Voor wat betreft het vervoer van zwaar geschut was het leger aangewezen op paardentractie maar doordat ook de paarden massaal sneuvelden was er een chronisch tekort aan deze dieren ontstaan.
De terreinwinst was lang niet zo groot als gedacht en het alsmaar effectievere vuur van de Franse kanonnen en houwitsers aan de overkant van de Maas had onverwacht veel doden veroorzaakt. In de eerste negen dagen van de strijd om Verdun hadden de Duitsers ruim 25.000 man verloren; de Fransen hadden een verliescijfer van 24.000 man.
Het was tijd de vastgelopen strijd om Verdun nieuw leven in te blazen maar zonder uitschakeling van de Franse vuurmonden op de linkeroever waren de Duitsers bij voorbaat kansloos. Besloten werd dan ook om de westelijke Maasoever aan te vallen en tegelijkertijd op de oostelijke oever een nieuw grootschalig offensief in te zetten. Op 6 maart zouden de Duitsers de aanval op de linkeroever inzetten.
Van het oorspronkelijke  ‘Leegbloedplan’  van von Falkenhayn was weinig terechtgekomen. Het eigen artillerievuur was niet in staat gebleken om vijandelijk gebied zo volledig te verwoesten dat de infanterie het zonder noemenswaardige verliezen kon innemen. Door het besluit om ook op de linker Maasoever aan te vallen verliet de Duitse opperbevelhebber een andere grondgedachte van zijn plan, namelijk het beperkt houden van het gevechtsterrein. Tot nu toe was de strijd ontaard in een massaslachting met enorme verliezen aan beide zijden.

5. De aanval op de westelijke oever

 
De Fransen, die zich afvroegen waarom de vijand maar niet op de linker oever aanviel, hadden zich daar ondertussen versterkt. Ze waren vast besloten zich dit keer niet zo te laten verrassen als op 21 februari. Vier complete divisies waren in gevechtspositie gebracht en een vijfde werd in reserve gehouden om eventuele bressen te kunnen dichten. Op de heuvels van de Mort-Homme en Heuvel 304 (zie De wandeltochten over de slagvelden) waren goed doordachte verdedigingslinies aangelegd.
Zwaar Frans geschut stond ten zuiden van de heuvels opgesteld, klaar om de aanvaller te beschieten.  Doordat ze vanaf de Mort-Homme en de Côte 304 een prachtig vergezicht over de noordelijk gelegen vlakten hadden, waren de artilleriewaarnemers in staat om het vuur doeltreffend te leiden en de ligging ervan te corrigeren.

Op 6 maart 1916 begonnen de Duitsers aan hun aanval op de linkeroever. De belangrijkste aanvalsdoelen waren de twee heuvels van Mort-Homme en de westelijker gelegen Côte 304. Deze heuvelruggen vormden samen een natuurlijke verdedigingslinie; een positie die de Duitsers onderweg naar Verdun, hoe dan ook en tegen elke prijs, moesten innemen. Zonder het bezit van de heuvels was een verdere opmars over de westelijke oever onmogelijk.
Na een bijzonder zware inleidende beschieting vielen de Duitsers vanuit het noorden aan en tegelijkertijd staken elitetroepen de buiten zijn oevers getreden Maas ter hoogte van Brabant en Champneuville over.
De enorme beschieting veroorzaakte paniek bij de Franse troepen en toen de Duitsers tussen Bethincourt en Forges-sur-Meuse aan hun stormaanval begonnen lukte het om met onverwacht gemak een grootgebied te bezetten. Nog dezelfde dag waren deze, zich naar het zuiden verplaatsende, legereenheden in staat om contact te maken met hun landgenoten die het ijskoude water van de Maas overgestoken waren. Franse militairen die zich in de bocht van de Maas bij Régnéville bevonden, raakten hierdoor afgesneden van de hoofdmacht en werden makkelijke prooien voor de Duitse tegenstander.

Op 7 maart zetten de Duitsers hun opmars voort. Het strategisch belangrijke Bois des Corbeaux, aan de westelijke zijde grenzend aan le Mort-Homme, werd ingenomen. Zouden  les boches  erin slagen dit bos te behouden dan vormde het een ideale uitgangspositie voor aanvallen op de Mort-Homme.

De eerste tegenslag kwam toen de Duitsers het dorp Cumières (zie De bezienswaardigheden, Fleury en de 8 andere verdwenen dorpen) wilden innemen. Ondanks verwoede pogingen, die bloedige verliezen aan beide zijden veroorzaakten, lukte het niet het bezit van het dorp over te nemen.
Pogingen om vanuit het noorden de heuvels van de Mort-Homme in te nemen liepen vast op de verdedigingsstellingen van de Fransen Geconcentreerde beschietingen, van het op en achter de heuvels opgestelde geschut, zaaiden dood en verderf onder de aanvallers. Sinds het begin van de strijd op de westelijke Maasoever had het Duitse leger snelle vorderingen gemaakt en waren duizenden Fransen krijgsgevangen gemaakt. De dorpen Forges en Régnéville waren ingenomen en Béthincourt lag zwaar onder vuur. De vaart was er echter uit en vanaf nu moest om elke meter hard worden gevochten.
Toen de Fransen er tijdens de ochtendschemering van de 8e maart in slaagden het Bois des

Corbeaux binnen enkele uren te heroveren leek het er even op dat de kansen zich keerden. De Duitsers moesten hun plannen, om dit bos als uitvalsbasis voor een grootscheepse aanval op de heuvels van de Mort-Homme te gebruiken, uitstellen. Duitse troepen, die vanuit het noorden aanvielen, slaagden er de volgende dag toch nog in om vaste voet op de noordelijke hellingen van de Mort-Homme te krijgen. De soldaten lagen onder constant Frans granaatvuur waardoor ongehoorde verliezen optraden.
Na hevige gevechten op 10 maart kwam het Bois des Corbeaux weer in Duitse handen maar de prijs die hiervoor betaald moest worden was hoog: ruim 70% van de aanvallers werd buiten gevecht gesteld. De paar honderd overlevenden waren niet meer in staat om verder op te rukken.

Het Duitse offensief, links van de Maas, was volledig vastgelopen maar de gevechten gingen onverminderd door. Ze droegen nu een plaatselijk karakter met na elke aanval een tegenaanval.

Op 14 maart ondernamen de Duitsers een nieuwe grootscheepse aanval op de heuvels van de Mort-Homme. Na een urenlange geconcentreerde artilleriebeschieting, waarbij ook gasgranaten werden afgeschoten, viel de infanterie aan; in steeds nieuwe aanvalsgolven bleven de Duitsers komen. Tijdens de aanval stapelden de lijken zich op en het leek of er nooit een eind zou komen aan de regen van granaten die op de verdedigers bleef neerdalen. De Fransen vochten verbeten terug maar konden niet voorkomen dat de Duitsers over de noord helling opklommen in de richting van de top van de Côte 265, de laagste van de uit twee heuvels bestaande Mort-Homme. Van de Franse stellingen op de top was niets meer over, deze bestonden nog uit een verzameling hooggelegen granaattrechters. Heuvel 295 (de andere heuvel van de Mort-Homme) en de zuidhelling van heuvel 265 zouden voorlopig Frans bezit blijven.
Vanuit hun artilleriestellingen op de Côte 304 konden de Fransen de Duitse troepen in de wijde omgeving onder schot nemen. Ook tijdens hun poging om de heuvels van de Mort-Homme in te nemen werd de aanvaller hier vandaan effectief beschoten. Het was duidelijk geworden dat heuvel 304 op de Fransen veroverd moest worden anders zou het de Duitsers niet lukken ’de heuvels van de Dode Man’ in te nemen.
Op weg naar de westelijke hellingen van heuvel 304 namen Beierse infanteristen op 20 maart 1916 het Bois d’Avocourt in en 11 dagen later viel, na een dagenlange strijd die vele honderden doden vergde, het in een vesting veranderde dorp Malancourt. De Franse soldaten in Béthincourt, dat ingesloten was, gaven op 8 april hun verzet op. De weg naar Côte 304 was vrij…
Begin april 1916 liep het front op de westelijke Maasoever vanaf Avocourt, via de noordelijke hellingen van de Côte 304 en de Mort- Homme, naar Cumières en de Maas.

6. Maart 1916, de oostelijke oever

 
Ook op de oostelijke oever was maart niet ongemerkt voorbijgegaan. Aanvankelijk was het de bedoeling dat er, tegelijkertijd met de aanval op de westelijke oever, op 6 maart een nieuw massaal offensief van start zou gaan. Problemen met het in stelling brengen van de zware vuurmonden en de aanvoer van munitie waren er de oorzaak van dat de nieuwe krachtsinspanning twee dagen werd uitgesteld.
De Duitse opmars was boven de lijn die liep vanaf de noordkant van de Côte du Poivre, via het fort van Douaumont, in de richting van het dorp Vaux tot staan gebracht.
Al dagenlang werd er om elke centimeter grond gevochten, alleen al om het kleine dorp Douaumont te veroveren hadden de Duitsers 8 dagen lang felle strijd moeten leveren.
Nadat op 8 maart de Franse stellingen urenlang onder een moordend vuur van het zware Duitse geschut hadden gelegen, waarbij volop gebruik werd gemaakt van gasgranaten, vielen Duitse eenheden afkomstig uit 5 legerkorpsen aan. Het lukte echter niet het vastgelopen front in beweging te krijgen. Met dezelfde verbetenheid als waarmee de Fransen probeerden stand te houden, bleven de Duitsers proberen door te stoten. De dag werd afgesloten met, zelfs voor Verdun, extreem hoge verliezen aan beide zijden. Van een doorbraak was geen sprake; slechts het buitengebied van het dorp Vaux was van eigenaar verwisseld.
Ook tijdens de daarop volgende dagen zou de frontlinie op de westelijke Maasoever vrijwel hetzelfde blijven. Het bezit van Vaux-devant-Damloup bleef omstreden en de verwachte Duitse opmars bleef uit.
In heel Duitsland waren op 9 maart de overwinningsklokken te horen toen bekend werd gemaakt dat fort Vaux gevallen zou zijn. De ontgoocheling was groot toen duidelijk was geworden dat de Duitse troepen weliswaar tot aan fort Vaux waren opgerukt maar er niet in waren geslaagd het fort in te nemen. Een verkeerde interpretatie van een verzonden legerbericht was de oorzaak van dit misverstand.
In opperste verrukking had de Duitse keizer Wilhelm de  ‘Pour le Mérité’, de hoogste keizerlijke onderscheiding, toegekend aan de generaal die ‘de val van fort Vaux  wereldkundig had gemaakt. Dit gulle gebaar werd door de Fransen met gegniffel ontvangen.

Voorlopig zou het fort van Vaux niet door de Duitsers worden ingenomen. Nadat fort Douaumont, zonder dat er een schot gevallen was, in Duitse handen was gevallen hadden de Fransen met grote voortvarendheid gewerkt aan het herbewapenen van fort Vaux. Nieuwe mitrailleurs en kanonnen stonden klaar om de aanvaller van repliek te kunnen dienen en van een snelle overrompeling kon dus geen sprake meer zijn. Tijdens de volgende drie weken zou het beeld op de oostelijke oever nagenoeg hetzelfde blijven. De gevechten en beschietingen gingen in alle hevigheid door maar leverden per saldo niets op. Soms lukte het een aanvaller een klein gebied te veroveren maar werd dan binnen de kortste tijd weer teruggeworpen tot op de plek waar de aanval begon.
De strijd was verworden tot een typische ‘Im Westen Nichts Neues’  situatie. Gevechten waren er volop, de kanonnen en houwitsers bulderden non-stop, en de verliezen bleven zich opstapelen. De pers was echter niet meer in staat er een vlot en samenhangend verhaal van te maken.
Van von Falkenhayn’s droom om het Franse leger bij Verdun te laten leegbloeden en hierbij de eigen verliezen op een acceptabel peil te kunnen houden was niets meer over. De totale verliezen op de beide Maasoevers bedroegen in maart voor de Duitsers ruim 54.000 man terwijl de Fransen 65.000 soldaten verloren. Sinds het begin van de slag waren per dag gemiddeld meer dan 4000 man uitgevallen!

7. April, de uitputtingsslag gaat verder

Von Falkenhayn besloot door te gaan met het opvoeren van de druk op de Franse legers. Op 9 april begonnen de Duitsers aan een offensief dat het gehele front bij Verdun omvatte. Zwaartepunten van de aanval vormden de Côte 304 en de Mort-Homme op de westelijke Maasoever en de Côte du Poivre op de oostelijke oever. Toen de nacht viel waren nergens spectaculaire terreinwinsten behaald; de Duitsers vochten van steenhoop naar steenhoop in het dorp Vaux dat op 10 april in hun bezit kwam, de heuvels van de Mort-Homme waren verzadigd met het bloed van de aanvallers die daar slechts enkele meters dichter bij de top waren gekomen. De aanvallen op heuvel 304 en de Côte du Poivre waren eveneens een fiasco geworden. Nog steeds vielen dagelijks honderden in Feldgrau gestoken soldaten door de helse beschietingen vanaf de Côte 304. Het slagveld bij Verdun was inmiddels één groot trechterveld dat bezaaid lag met lijken. Begraven was zinloos geworden omdat tijdens een volgende beschieting de dode lichamen weer boven kwamen.
De Fransen hadden op 9 april overal stand gehouden en voor het eerst kwam Pétain met een, later wereldberoemd geworden, optimistische dagorder:

De 9e april is een glorieuze dag voor onze legers. De furieuze aanvallen van de legers van de Kronprinz werden overal afgeslagen. Infanteristen, pioniers, artilleristen en vliegeniers van het 2e Leger wedijverden met elkaar in dapperheid. Ere aan allen! De Duitsers zullen zonder twijfel opnieuw aanvallen. Blijf eraan werken hetzelfde succes als gisteren te behalen. Hij eindigde met de woorden ‘Courage, on les aura!’.
Dit ‘Houd moed, we zullen ze krijgen!’ zou bij de Franse strijders een gevleugelde uitdrukking worden.
Aanhoudende zware regen zorgde ervoor dat het Duitse offensief snel aan kracht verloor en april ging voorbij zonder dat op de beide oevers sprake was van belangrijke verschuivingen. Half april probeerden de Fransen nogmaals de Duitsers op enkele punten terug te dringen. Ze waren bij hun pogingen niet erg succesvol maar het gaf wel aan dat er een kentering had plaatsgevonden want de Duitsers verloren langzaam maar zeker hun alleenrecht op het nemen van het initiatief. Het grootse
succes dat de Fransen in de tweede helft van april behaalden, was het met harde hand verwijderen van de Duitsers die op de hellingen van de Mort-Homme lagen.
De Franse opperbevelhebber Joffre was van mening dat het initiatief al veel te lang in Duitse handen was geweest en dat Pétain te aarzelend in zijn optreden was. Volgens Joffre was hij teveel betrokken bij het leed van de onder zijn bevel geplaatste mannen, zijn beslissingen zouden teveel beïnvloed zijn door het zien van de ellende op het slagveld. Joffre onthief daarom de voorzichtige Philippe Pétain op 2 mei van zijn bevel en verving hem door de meedogenloze generaal Robert Nivelle en zijn assistent generaal Charles Mangin. Mangin was bij zijn troepen ook wel bekend onder de weinig vleiende bijnaam  ‘le boucher’ , ‘de slager’.
Een van de eerste daden die Nivelle verrichtte was het afschaffen van het door Pétain ingevoerde noria-systeem. Dit systeem garandeerde dat de poilu s, die enige tijd in de sector Verdun gevochten hadden, werden overgebracht naar rustiger frontgedeelten. Elke soldaat die bij Verdun gevochten had bereikte de gevechtslinies via de Voie Sacrée. Deze weg werd daarom ook wel ‘de draaideur van de hel’ genoemd; wie langs deze weg levend van het front terugkwam was van Verdun af. Dit rouleringssysteem had als grote voordeel dat de Franse frontsoldaat in Verdun over het algemeen veel frisser was dan zijn Duitse opponent. Een te lang verblijf aan dit gedeelte van het Franse front werd gezien als een gevaar voor het moreel. Zijn Duitse collega verbleef wekenlang en later zelfs maandenlang in de voorste linies, slechts onderbroken door een paar dagen rust in een gebied vlak achter het front.
Groot nadeel van het noria-systeem was dat er steeds nieuwe eenheden naar Verdun moesten worden gezonden en dat op den duur 75% van het Franse leger in Verdun gevochten had. Bovendien waren de troepen tijdens de omvangrijke verplaatsingen niet beschikbaar om aan gevechten elders in Frankrijk deel te nemen.

8. Mei en juni, de linkeroever

 
Om definitief een einde te maken aan de verliesrijke beschietingen vanaf de Côte 304 brachten de Duitsers meer dan 500 stukken geschut in stelling die op 3 mei 1916 het vuur openden op de nog geen twee kilometer lange heuvelrug. Nog nooit waren zoveel vuurmonden bij elkaar gebracht om een zo beperkte linie te beschieten.
De beschieting hield bijna 60 uur (!) aan en van de Franse stellingen was niets meer over. De heuvel lag onder een dikke nevel en de enorme rookpluim die opsteeg was al van verre zichtbaar. Van de oorspronkelijk 304 meter hoge heuvel bleef nog maar 297 meter over. Toch zou het nog 3 dagen duren voordat de top van de enorme puinhoop, die van de heuvel over was gebleven, door de Duitsers kon worden ingenomen. De lucht was er volkomen bedorven door de stapels lijken die, in alle staten van ontbinding, de heuvel bedekten. De Fransen hadden zich teruggetrokken op de oostelijke en zuidelijke hellingen van Côte 304. Alleen al aan Franse zijde hadden 10.500 man hun leven verloren tijdens de gevechten om de Côte. Het Duitse opperbevel keek echter alleen naar het behaalde resultaat en verkeerde in jubelstemming. Eindelijk was het venijnige flankerende vuur, dat de Duitsers ervan had weerhouden de Mort-Homme in te nemen en oorzaak was van vele duizenden doden op de rechter Maasoever, uitgeschakeld.
Nu heuvel 304 Duits bezit was, werd de aandacht van de Duitse legerleiding al snel weer op de Mort-Homme gericht. Na een beschieting op 19 mei, volgens het beproefde recept dat gebruikt werd bij heuvel 304, konden de heuvels stap voor stap door de Duitse infanterie worden ingenomen. Ook het strategisch belangrijke dorp Cumières wisselde van eigenaar.
Verwoede pogingen van de Duitse troepen om verder naar het zuiden af te zakken liepen vast op verbeten tegenstand van de Fransen. Gedurende de hele maand juni vonden op de linker Maasoever bloedige gevechten plaats maar het lukte geen van de strijdende partijen om nog enige terreinwinst te behalen. De frontlijn was veranderd in één groot kraterveld waar de oververmoeide soldaten probeerden te overleven. Nergens was nog enige beschutting te vinden tegen de granaten die dag en nacht uit de hemel bleven vallen. De doden stapelden zich op en slechts met de grootst mogelijke moeite kon aan een heel klein deel van de gewonden medische verzorging worden geboden. Eind juni kwam van de Duitse opperbevelhebber de order dat de pogingen om de frontlijn op de westelijke oever in beweging te krijgen, gestaakt moesten worden. Geen menselijke maar rekenkundige overwegingen lagen aan de beslissing van von Falkenhayn ten grondslag: de verliezen waren zo groot geworden dat er een tekort aan soldaten en munitie dreigde te ontstaan.

9. Mei en juni, de rechteroever

 
Intussen was ook op de rechteroever de strijd onverminderd doorgegaan.
Om 6 uur in de ochtend van de 8e mei stegen uit het fort van Douaumont dikke zwarte rookwolken op. Er had een zware explosie plaatsgevonden waarvan de oorzaak niet meer te achterhalen was. Feit is dat er vuur was ontstaan in opslagplaatsen waar zich granaten en vlammenwerpers bevonden. Enorme ontploffingen waren het gevolg. Duitsers die zwart van het roet waren geworden werden in paniek door hun eigen kameraden beschoten die dachten dat de om hun wreedheid bekend staande Senegalezen, behorend tot een Franse koloniale legereenheid, het fort waren binnengedrongen. Toen het gelukt was de branden te blussen konden honderden doden worden geteld. Het lukte slechts een gedeelte van de overledenen buiten het fort te begraven en de overige 679 mannen werden in het fort ingemetseld.
Na de oorlog werd bij deze plaats een kapel ingericht, hier vinden met enige regelmaat ontmoetingen van Duitse oud-strijders plaats die hun dode strijdmakkers komen herdenken.
De explosie in fort de Douaumont was generaal Mangin niet ontgaan; hij rook zijn kans om het fort, dat nu in een verzwakte toestand was, in te nemen. Honderden stukken artillerie, waaronder 4 met een kaliber van 370 mm, werden in stelling gebracht om het fort en de Duitse troepen die in loopgraven er voor lagen, te beschieten.
Op 17 mei begon de inleidende beschieting die vijf dagen zou duren. De Duitsers in de stellingen voor het fort werden door het aanhoudende vuur murw gebeukt, het fort zelf liep betrekkelijk weinig schade op. tijdens de gevechten op 22 mei waren de Fransen in staat om bovenop het fort te komen en kleine groepen Fransen wisten zelfs even het fort binnen te dringen. Het leek erop dat het fort Douaumont in andere handen zou overgaan. Nu maakte Charles Mangin dezelfde fout als de Duitsers op 9 maart hadden gemaakt namelijk het aan de wereld voorbarig bekend maken dat een fort was gevallen.
Maar men moet de huid van de beer niet verkopen eer hij geschoten is. De volgende dag ondernamen de Duitsers felle charges en tijdens de hierop volgende nacht werd duidelijk dat de Franse aanval was afgeslagen. Ondanks de duizenden doden waren de Duitsers en Fransen op de 24e juni weer terug in hun uitgangsstellingen.
Het drama dat bij Douaumont plaatsvond had zijn weerslag op het moreel van de Franse troepen. Op 26 mei bracht een duidelijk gespannen Joffre een bezoek aan de Engelse opperbevelhebber Haig. Besloten werd om het grootschalige Somme-offensief, dat gepland stond op 15 augustus, al op 1 juli te laten plaatsvinden om hierdoor wat druk van de ketel bij Verdun af te halen.
Dankzij hun uitstekend werkende inlichtingendiensten waren de Duitsers al snel op de hoogte van het naderende Somme-offensief en de aanvalsdatum. Na hun successen op de westelijke oever en het afslaan van de aanval op het fort Douaumont was de Duitse legertop in een juichstemming want het moest mogelijk zijn Verdun nog voor juli in te nemen. Vijf
divisies zouden op een beperkt front worden ingezet om zo een bres in de Franse verdediging te slaan. Het belangrijkste doel van de aanval was het fort van Vaux en de daar omheen liggende versterkingen. Op 31 mei kwam het bastion onder zwaar Duits vuur te liggen dat ook de volgende dag zou aanhouden. Toen de Duitse troepen op 2 juni in golven aanvielen lukte het al snel de bovenbouw te bezetten. Tijdens hun poging om ook de catacomben te bezetten lieten de Duitsers gas en rook het fort instromen. De situatie voor majoor Sylvain Raynal, de fortcommandant, en zijn mannen werd met het uur benarder. Hij vroeg door middel van lichtsignalen en postduiven om hulp. Pogingen van buitenaf om het fort te ontzetten liepen op niets uit en gedwongen door watergebrek gaf Raynal zich, op 7 juni, over. Weer had het Franse moreel een gevoelige deuk opgelopen.
De gevechten op de oostelijke Maasoever bereikten op 23 juni een hoogtepunt toen de Duitsers over de lijn, die globaal liep van Thiaumont via Fleury naar Vaux, aanvielen. Aan de aanval was een beschieting voorafgegaan waarbij meer dan 100.000 gasgranaten werden  verschoten. Hierbij werd een nieuw strijdgas, fosgeen, gebruikt waartegen de Franse gasmaskers nog niet voldoende bescherming boden. Dit nieuwe fosgeengas bleek buitengewoon effectief en sloeg een bres in de verdedigingslinies.
De chef-staf van het 5e leger, generaal von Knobelsdorf, was vol vertrouwen dat Verdun nu binnen 3 dagen zou vallen. In gedachte zag hij zich al, samen met de keizer, de overwinningsparade afnemen. Er waren zelfs al een aantal regimentsmuziekkorpsen aangetrokken!
Het lukte de in Feldgrau gestoken troepen het vestingwerk Thiaumont en het dorp Fleury in te nemen. Heel even stonden de Duitsers zelfs op het vestingwerk Froideterre maar werden er door de Fransen onmiddellijk van afgeslagen.  ’s Avonds liep de aanval vast, de Duitsers waren tot vlak bij fort Souville opgerukt.
De volgende dag gingen de Fransen in de tegenaanval. In de verte waren de kanonnen al te horen die begonnen waren aan de inleidende beschieting voor de slag bij de Somme. Zonder zich rust te gunnen bleven de legers van Mangin 7 dagen lang vruchteloos proberen het verloren terrein terug te winnen. Zowel aan Franse als aan Duitse zijde waren de strijdkrachten bij Verdun aan het eind van hun krachten gekomen. Tot nu toe hadden de strijdende partijen bij Verdun bijna een half miljoen mannen verloren maar het bloedbad was nog steeds niet voorbij.

10. Het leven aan het front

Het is moeilijk, misschien wel onmogelijk, ons een juiste voorstelling te maken van het dagelijks leven van de frontsoldaat in Verdun. Onze centraal verwarmde woning die voorzien is van alle comfort lijkt dan ook in niets op de loopgraven waar honderdduizenden in crepeerden. De Duitsers en Fransen in de frontlinie bij Verdun waren lotgenoten die dezelfde ellende en doodsangst deelden. Belangrijk verschil was dat de Franse soldaat tot eind mei na enkele dagen frontdienst de kans kreeg om op veilige afstand op adem te komen terwijl zijn Duitse collega soms maanden achtereen moest leven met de gedachte dat hij elk moment kon sneuvelen.
Alhoewel de mannen in de stellingen hun best deden de tijd zo gerieflijk mogelijk door te brengen bleven de loopgraven primitieve onderkomens. Naargelang de weersomstandigheden leden de bewoners er aan kou of aan hitte. Sanitair was niet aanwezig en er was geen mogelijkheid om in afzondering zijn behoeften te doen. Gaten in de grond dienden als toilet, met alle stank en overlast van dien. Het verlaten van de betrekkelijke ‘veiligheid’ van de loopgraaf bracht enorme risico s met zich mee.
Water was in tijden van droogte een kostbaarheid, te waardevol om aan scheren en wassen te besteden. De maanden juni en juli 1916 waren extreem droog en heet. Vooral tijdens deze zomermaanden liep het tekort aan water zo hoog op dat soldaten soms hun eigen urine in veldflessen opvingen, het lieten afkoelen, om het daarna op te drinken; de dorst werd er alleen maar erger door. Vele soldaten vielen door vijandelijke kogels omdat ze, in hun wanhoop, de beschutting van hun loopgraaf verlieten op zoek naar water in volgelopen granaattrechters.
Ook de voedselvoorziening was allerbelabberdst. Etensdragers probeerden als menselijke pakezels de mannen in de gevechtslinies te bereiken, een levensgevaarlijke en ondankbare taak. Door hun omvangrijke bepakking en het ontbreken van veilige paden waren het gemakkelijke schietschijven voor de vijand. Als het de ‘homme-soupes’ al lukte levend aan te komen dan kon hij de mannen slechts eten van slechte kwaliteit aanbieden; brood van meer dan een week oud gold als vers, groente was vrijwel nooit aanwezig en de geserveerde soep was zo dun als water.
Het gebrek aan persoonlijke hygiëne was een belangrijke oorzaak voor het massaal uitbreken van ziekten. Dysenterie was een ziekte waar vrijwel iedereen aan leed, het was aan het front even normaal als het hebben van luizen en vlooien. Door de ziekten en het slechte voedsel was het niet mogelijk om voldoende op krachten te komen. Dag en nacht waren de soldaten onderhevig aan extreme psychische spanningen. Ze waren zich er terdege van bewust dat hun leven elk moment kon eindigen. Altijd was het gebulder van de kanonnen te horen en de loopgraven boden maar weinig veiligheid bij een granaatbeschieting. Een vijandelijke stormloop, gas, een kogel van een sluipschutter of wat voor oorzaak dan ook: de dood was altijd aanwezig en was voortdurend op de loer naar zijn volgende slachtoffer. Zelfs de hemel was een vijand: de soldaat was door de aanwezigheid van sluipschutters, gedwongen altijd onder de rand van zijn stelling te blijven. Het gezegde ‘men lijdt het meest, door het lijden dat men vreest’ had speciaal voor de soldaten bij Verdun bedacht kunnen zijn.
Vaak was het onmogelijk de doden te bergen en af te voeren want dat zou slechts nieuwe doden tot gevolg hebben. Veel lijken werden vanzelf begraven door het vijandelijk vuur; andere dode lichamen kwamen juist weer boven. Het moet een enorme uitwerking hebben gehad op de psyche van de soldaten om voortdurend geconfronteerd te worden met lijken en dus met de eigen dood die in het verschiet lag. Het is werkelijk ondoenlijk om ons een juiste voorstelling te maken van hoe de menselijke geest reageerde op het aanschouwen van de gewonden. De oorlogshandelingen veroorzaakten verwondingen in diverse gradaties, variërend van lichte vleeswonden tot zeer zware verwondingen zoals afgeschoten ledematen, verdwenen kaken en buikwonden waarbij de ingewanden naar buiten vielen. De angst en de stress moeten werkelijk onbeschrijflijk geweest zijn.
Zelfs de ‘bonne blessure’  (de Duitsers spraken over ‘Heimatsschuss’), een te genezen verwonding die het mogelijk maakte zich tot het einde van de oorlog aan frontdienst te onttrekken, was levensgevaarlijk geworden. De grond van het slagveld was op den duur zo doordrenkt met drek, bloed en gorigheid dat het een haard van infectie was geworden waardoor de kleinste verwonding een mogelijke doodsoorzaak kon worden.
Boven het slagveld hing een ongelooflijke stank. Het was een zuur mengsel ontstaan uit de lucht van de rottende lijken, de urine en de uitwerpselen, de kruitdamp van het geschut, verdund gifgas en rook. De walm trok overal in waardoor verlofgangers door voorbijgangers op hun ‘lijflucht’ werden aangesproken.
De medische verzorging liet, op zijn zachtst gezegd, te wensen over. Als het al mogelijk was een gewonde naar een medische hulppost over te brengen, dan was het nog maar de vraag of het slachtoffer geholpen kon worden. Er was een tekort aan elementaire medicijnen en de artsen waren zwaar overbelast. Pijnverzachtende middelen werden pas op de operatietafel verstrekt. De medici waren door de enorme toevloed aan gewonden gedwongen een keuze te maken wie ze zouden helpen. Het kwam regelmatig voor dat mannen, die in normale omstandigheden bijna zeker zouden genezen, door de complexe aard van hun verwonding buiten te sterven werden gelegd.
Tot wanhoop van de toeschouwers hadden de ratten op het slagveld de tijd van hun leven, ze vraten zich vol aan de lijken en de in stukken uiteengereten lichamen. Zelfs de weerloze stervenden in het niemandsland werden niet met rust gelaten en door de beesten aangevreten. Bestrijding was onmogelijk, het leek alsof er voor elke gedode rat minstens tien in de plaats kwamen. De beesten waren overal aanwezig en werden dan ook een voortdurende bron van besmetting. Volgens de overlevering bereikten sommige volgevreten ratten de angstaanjagende omvang van een volwassen kat.

11. De laatste grote Duitse aanval

von_Knobelsdorf
Begin juli 1916 begon de tijd voor de Duitsers te dringen. De eerste van de bij Verdun gelegerde reservetroepen waren al naar het Somme-front afgemarcheerd. Het 5e leger van von Knobbelsdorf maakte zich op voor de laatste beslissende aanval. Met een enorme krachtsinspanning zouden de troepen over een klein front aanvallen om zo de weg naar Verdun vrij te maken. Hoofddoel van de aanval vormde fort Souville, een laatste bolwerk van de Fransen dat de Duitsers verhinderde naar Verdun op te trekken.
In de nacht van 10 op 11 juli werden de Franse stellingen op de lijn Damloup-Fleury massaal beschoten met fosgeengasgranaten. Toen de 40.000 Duitse infanteristen te voorschijn kwamen leken de Franse linies uitgestorven want de Fransen gaven geen kik meer. Tevreden dat het gas zijn dodelijke werk zo goed had gedaan, gaven de Duitsers zich bloot waarna ze verrast werden door een regen van mitrailleurkogels en granaten. De Fransen droegen nieuwe gasmaskers die bestand waren tegen het gemene fosgeengas en zij hadden gewacht met schieten totdat ze ‘les boches’ goed op de korrel konden nemen. Door deze list sneuvelden
aan het begin van de aanval al meteen honderden Duitsers.
De Duitsers wisten zich te hergroeperen en gingen een gevecht op leven en dood aan met de Fransen. In de morgen van 12 juli bereikten ze het Carrefour de la Chapelle Saint-Fine, het kruispunt waar nu het gedenkteken met de gewonde leeuw staat. Fort Souville lag op nog geen 400 meter afstand maar slechts enkele tientallen Duitsers slaagden erin om het glacis van het fort te bereiken. Even konden ze van het grote geluk proeven en zagen ze Verdun in de verte liggen, waarna ze al gauw door een toevallig aanwezig peloton van het fort werden verdreven.
Dezelfde dag namen de Duitsers het ten westen van Fleury liggende Ravin des Vignes in, maar de Schwung was uit de aanval. von Knobelsdorf liet de troepen halt maken en ging zich richten op de verdediging van het veroverde gebied. Zijn soldaten waren uitgeput en op versterkingen hoefde hij voorlopig niet meer te rekenen.
De Franse generaal Charles Mangin liet op 14 juli een tegenaanval van start gaan en het lukte hem de Duitsers terug te dringen naar de positie vanwaar ze op 11 juli aanvielen. Het offer dat zijn troepen hierbij brachten was echter zo groot dat ook het Franse opperbevel besloot voorlopig af te zien van verdere grootscheepse aanvallen.
Vanaf de tweede helft van augustus en gedurende de maand september kende het slagveld in de buurt van Verdun een periode van betrekkelijke rust. Plaatselijke schermutselingen, vooral bij Fleury, hadden de plaats ingenomen van geconcentreerde offensieven en de Duitse artillerie hield zich nog voornamelijk bezig met het hinderen van troepen die verplaatst werden naar het front aan de Somme.
De hardleerse generaal Schmidt von Knobelsdorf bleef geloven in een totale Duitse overwinning bij Verdun en was alweer bezig met het uitbroeden van plannen voor de zoveelste doorslaggevende aanval. Kroonprins Wilhelm, die de slachtpartij bij Verdun meer dan beu was wist zijn vader ervan te overtuigen dat een nieuw offensief zinloos was en alleen maar tienduizenden nieuwe slachtoffers tot gevolg zou hebben.’Oberste Kriegsherr’ Kaiser Wilhelm II besloot von Knobelsdorf per 23 augustus over te plaatsen naar het front in Rusland.

Zes dagen later viel ook het doek voor von Falkenhayn die in Roemenië als commandant van het 9e leger zijn carrière mocht voortzetten. Zijn opvolgers waren de generaals von Hindenburg en Ludendorf. Deze aan het oostfront geharde militairen schrokken zo van de volkomen uit de hand gelopen situatie bij Verdun dat ze hun ondergeschikten het bevel gaven onmiddellijk alle aanvallen te staken en zich defensief op te stellen.
De relatieve kalmte bij Verdun werd op de avond van 4 september wreed verstoord door een enorme dreun. In de anderhalve kilometer lange spoortunnel, op circa 330 meter afstand van het fort Tavannes, had een zware explosie plaatsgevonden.
De tunnel van Tavannes was sinds het begin van de oorlog in gebruik als opslagplaats van munitie en andere militaire goederen, als commandopost, medische hulppost en als schuilplaats. Een duizendtal Franse soldaten kon er tegelijkertijd beschutting vinden.
Alles en iedereen liep er door elkaar en overal lagen spullen en rommel te slingeren. Toen er in de buurt van de westelijke ingang brand ontstond in een hoek waar handgranaten opgeslagen waren, sloeg dit vuur over op de benzinevoorraad van het aggregaat waarna alles de lucht inging. Korte tijd later stond de tunnel in vuur en vlam. Overal lagen verkoolde en uiteengescheurde lijken. De verstikkende rook eiste honderden slachtoffers. Op weg naar de uitgang speelden zich helse taferelen af, gevallen mannen werden vertrapt en gewonden schreeuwden vruchteloos om hulp. Tot overmaat van ramp lag de oostelijke uitgang onder zwaar Duits vuur zodat een groot deel van de mannen die op weg waren naar de reddende frisse lucht, hier alsnog stierven.
De twee uiteinden van de tunnel fungeerden als schoorsteen en het zou nog dagen duren voordat de brand gedoofd was. Meer dan 500 soldaten vonden bij deze tragische gebeurtenis de dood, de slachtoffers werden tijdelijk bij het westelijke uiteinde van de tunnel begraven en vonden in 1926 een definitieve rustplaats in het Ossuaire van Douaumont.

12. De Franse aanvalsvoorbereidingen

Ook de eerste helft van oktober verliep zonder dat de kranten veel nieuws over het front bij Verdun te melden hadden. De rust was echter maar schijn: achter de schermen waren de Fransen druk bezig met de voorbereidingen van een groot offensief op de oostelijke Maasoever. Om de aanvoer van versterkingen en goederen veilig te stellen werden nieuwe wegen en spoorlijnen aangelegd. Door middel van reusachtige maquettes, die van de omgeving van fort Douaumont was zelfs op ware grootte, werden de troepen bekendgemaakt met het door de vijand bezet gebied. Met man en macht bouwde men aan nieuwe munitiedepots en goederenopslagplaatsen om de troepen tijdens de komende aanval zo goed mogelijk te kunnen bevoorraden. Er kwamen nieuwe aanvalslinies, niets mocht aan het toeval worden overgelaten.
Generaal Nivelle hield zich ondertussen bezig met het perfectioneren van een nieuwe aanvalstechniek waarbij gebruik werd gemaakt van de z.g. vuurwals. Zijn verwachtingen over het effect van deze nieuwe tactiek waren hoog gespannen.
Tot nu toe was het gebruikelijk dat aan elke bestorming van de vijandelijke linies een inleidende beschieting voorafging. Door middel van vernietigingsvuur moesten zoveel mogelijk troepen worden uitgeschakeld. Een vernielingsvuur diende om de infrastructuur te slopen. Tijdens dit ‘stormrijp’ schieten van het vijandelijke gebied kroop de tegenstander in alles wat maar enige bescherming gaf weg en kwam pas te voorschijn als de beschieting, na uren of soms dagen, ophield. Hij wist dat er nu elk moment een aanval op zijn stelling zou worden ondernomen, van enige verrassing was geen sprake meer.
Nivelle wilde voor het eerst aan het westfront gebruik gaan maken van een tactiek waarbij de inleidende beschieting naadloos zou overgaan in een vuurwals, door de Belgen doorgaans meer plastisch ‘gordijnvuur’ genoemd.
Door middel van geconcentreerd artillerievuur moest een van tevoren duidelijk aangegeven terrein worden bestreken. Vlak achter het granaatvuur, dat telkens met sprongen verder het vijandelijke gebied in opschoof, moest de infanterie oprukken om het door de vuurwals bestreken gebied in te nemen. Het grote voordeel was dat er geen hoorbaar einde aan de beschieting kwam en dat de tegenstander tot vlak voordat de infanterie opdook nog zwaar onder vuur lag. Hierdoor werd hij vaak nog in zijn schuilplaats verrast. Nadeel van deze tactiek was dat, om ongelukken te voorkomen, de infanterie en artillerie perfect op elkaar moesten worden afgestemd. De snelheid waarmee de troepen konden oprukken werd afhankelijk van de toestand van het terrein en de resterende vijandelijke weerstand begrensd tot maximaal zo n 2 kilometer per uur. De problemen wat betreft de onderlinge communicatie liet Nivelle opvangen door het aanleggen van een nieuw, diep in de grond ingegraven, telefoonnet. Het nadeel van de beperkte snelheid speelde op het slagveld van Verdun niet zozeer doordat het gevechtsterrein van beperkte omvang was.
Van heinde en ver werden meer dan 600 stukken geschut aangesleept om in stelling te worden gebracht. De Fransen zouden tijdens het komende offensief voor het eerst een overwicht op de Duitse artillerie hebben. Speciaal voor het uitschakelen van de forten van Douaumont en Vaux stonden twee 400 mm houwitsers klaar. Van de manshoge granaten die deze vuurmonden konden afschieten verwachtte de Franse legerleiding wonderen.
Drie complete divisies zouden direct achter de vuurwals optrekken, drie andere moesten op enige afstand volgen. Twee divisies werden als reserve achter de hand gehouden.
Op papier waren de Duitsers nog een behoorlijke tegenstander want er lagen aan de Duitse zijde van het front 7 divisies. Door vermoeidheid en demotivatie was de gevechtskracht van deze troepen echter sterk afgenomen. Sommige eenheden waren al bij Verdun sinds 21 februari en ook op materieel gebied was het Duitse leger bij Verdun afgezwakt; de kanonnen waren uitgesleten en overal waren tekorten aan ontstaan.

13. Het Franse offensief van oktober

Op 19 oktober 1916 begonnen de Franse vuurmonden aan de voorbereidende beschieting, vanaf de 21e nam de beschieting in alle hevigheid toe maar stopte op 22 oktober ineens. De Duitsers, die in de stellige overtuiging verkeerden dat de Fransen klaarstonden om aan hun bestorming te beginnen, beantwoordden het vuur. De Franse artilleriewaarnemers kregen hierdoor de kans om de resterende Duitse kanonnen te lokaliseren en ze vervolgens zwaar onder vuur te leggen. Door deze truc lukte het de Fransen een groot deel van de verdekt opgestelde Duitse artillerie lam te leggen. Het bombardement op de Duitse linies werd hervat. Op 23 oktober drong een 400 mm granaat door het betonnen dak van fort Douaumont en deed zijn verwoestende werk in de ziekenboeg. In het fort ontstond brand en de elektriciteit viel uit. De zware granaten bleven om het kwartier op het bastion beuken waarop de commandant de bezetting liet afdalen naar de laagste verdieping. De mannen waren verdoofd door de explosies van de zware granaten; in het fort hing een verstikkende rook en langzaam vulde het fort zich met het gas dat door de Fransen bij de uitgangen was losgelaten. Bovendien bestond het gevaar dat een granaat in een van de munitieopslagplaatsen zou inslaan en het fort hierdoor van binnenuit zou uiteenspatten. Majoor Rosendahl, die het commando voerde, besloot ten einde raad het fort rond 23.00 uur samen met zijn manschappen te verlaten. Een kleine bezetting moest achterblijven om te proberen de branden te blussen maar in het holst van de nacht verlieten ook deze achterblijvers het fort. ’s Morgens om acht uur keerde een klein
detachement terug om fort Douaumont tegen de Fransen te verdedigen. De Franse divisies waren inmiddels naar hun uitgangsstellingen gebracht.
Op 24 oktober 1916 ging de inleidende beschieting onhoorbaar over in de vuurwals. De slagvelden bij Verdun lagen onder een deken van dichte mist toen de Franse biffins ( infanteristen) de rollende vuurwals begonnen te volgen. Al in het eerste uur van de aanval viel het voorheen fel omstreden Fleury en het Ouvrage de Thiaumont in Franse handen. De vuurwals bleek een groot succes en overal slaagden de Fransen erin de Duitse linies te overrompelen. Het Duitse moreel was ondertussen tot het nulpunt gedaald en soms leek het erop dat de troepen in het Feldgrau hadden gewacht op het juiste moment waarop ze zich over kon
geven. Volkomen verbaasd over het tempo waarmee ze op konden rukken raakten de aanvallers geënthousiasmeerd, ze gooiden tijdens hun overwinningsroes zelfs uitrustingsstukken en proviand weg om meer bewegingsvrijheid te hebben. Generaal Nivelle, die dacht dat hij overal rekening mee had gehouden, raakte het contact met zijn troepen kwijt. De verbindingen werden verbroken door de onverwacht snelle opmars en door de dichte mist kon hij de troepenbewegingen niet visueel volgen. Hierdoor bleef hij urenlang verstoken van berichten over de behaalde resultaten.
Om 14.15 uur wisten soldaten van het Régiment Colonial du Maroc, afkomstig van de Divisie Mangin, de bovenbouw van het fort van Douaumont te bezetten en na enkele korte maar felle gevechten gaven de Duitsers zich over. De val van het fort was voor de Fransen een belangrijke strategische en morele overwinning.
Toen Robert Nivelle aan het eind van de 24e oktober terugkeek op de eerste aanvalsdag kon hij bijzonder tevreden zijn. Het gebied dat de Duitsers vanaf april hadden weten te veroveren was in minder dan een dag terug in Franse handen gekomen. Wegens gebrek aan motivatie bij de Duitse troepen was een tegenaanval, ’s middags, door de verbeten Franse tegenstand stukgelopen. Het toepassen van de vuurwals was een nog groter succes dan verwacht en de intensieve voorbereidingen hadden hun vruchten meer dan afgeworpen.
De volgende dag gaf een zelfde beeld te zien: de Fransen bleven gebied innemen en veel van de moegestreden Duitsers gaven zich over of sloegen op de vlucht. In provisorisch ingerichte gevangenkampen waren al meer dan 6000 Duitsers geïnterneerd.
Met het bezetten, op 2 november, van het door de Duitsers verlaten fort van Vaux behaalden de Fransen een voorlopig laatste belangrijke (symbolische) overwinning. De Duitsers waren overal teruggedreven en van het gebied, dat ze vanaf 21 februari wisten te veroveren, was het grootste deel weer terug in Frans bezit. De frontlinie liep globaal over de lijn tot waar de Duitsers op 25 februari gekomen waren, van Vacherauville via Louvemont naar Bezonvaux.
Het oktober-offensief was echter langzaam stukgelopen op door de Duitsers inderhaast opgeworpen verdedigingslinies. De verliezen die de Fransen leden stonden niet langer in verhouding tot de gemaakte terreinwinst. De legerleiding besloot dan ook om de infanterie pas op de plaats te laten maken en te beginnen aan de voorbereiding van een nieuw
grootscheeps offensief.

14. Het december-offensief, het einde van de Slag bij Verdun

In het gebied dat sinds de gevechten van oktober weer vast in Franse handen was verschenen kilometers nieuwe wegen en smalspoorlijnen. De Duitse kanonniers probeerden tevergeefs de bouw van munitieopslagplaatsen, goederendepots en aanvalsloopgraven door beschietingen tegen te houden maar meer dan wat vertraging leverden deze beschietingen niet op. De Fransen vorderden gestaag met hun aanval voorbereidingen. Een enorme hoeveelheid Franse vuurmonden stond klaar om de Duitse stellingen op de rechter Maasoever stormrijp te schieten, om ze vervolgens door middel van het inmiddels beproefde systeem van de vuurwals door de infanterie te laten innemen. Vier Franse infanteriedivisies waren naar hun aanvalspositie gebracht, vier andere divisies werden in reserve gehouden. Achter de Duitse linies stonden vijf divisies klaar om de komende Franse aanval op te vangen, de Duitsers hielden 4 divisies in reserve.
Toen in de ochtend van de 15e december de Franse vuurwals in beweging kwam, met vlak er achter de infanterie, lukte het de Fransen al snel forse terreinwinst te boeken. De meeste tegenstand ondervonden ze in de buurt van het dorp Douaumont en de bossen van la Vauche ten noorden van dit dorp. Vacherauville en het buitengebied van Louvemont, in het centrum van de aanval, werden nog dezelfde dag ingenomen. Op 18 december begon de Franse aanval in kracht af te nemen. Bezonvaux, het gehucht Les Chambrettes en geheel Louvemont waren van eigenaar verwisseld. Ruim honderd vuurmonden, honderden mitrailleurs en tonnen
munitie waren op de Duitsers veroverd. Tijdens de afgelopen 4 dagen waren meer dan 11.000 Duitsers krijgsgevangen gemaakt. De Duitsers verloren in totaal 14.000 man, de Fransen 21.000.
De Franse legerleiding kon tevreden zijn want op de oostelijke Maasoever was slechts het door zijn hoogte strategisch belangrijke Côte de Talou, en het gebied ten noordoosten van deze heuvelrug, nog in Duitse handen. Doordat de offensieven van oktober en december zich op de rechter Maasoever geconcentreerd hadden was op de westelijke oever weinig veranderd; nog steeds waren de Côte 304 en de heuvels van de Mort-Homme in Duits bezit.
Op 18 december was het gevaar dat Verdun zou vallen definitief geweken en de Slag bij Verdun was officieel ten einde. De Fransen hadden ten koste van zeer hoge verliezen stand weten te houden en slaagden er tenslotte in de Duitsers terug te drijven. Er bestaat verschil van mening over het totale aantal doden dat aan beide zijden viel. P.C. Ettighoffer heeft het in zijn boek ‘Het Grote Gericht’ over een Frans dodencijfer van 362.000 man, de Duitsers zouden bij Verdun 336.831 kameraden verloren hebben. De grond op de slagvelden werd dus met het bloed van bijna 700.000 mensen doordrenkt. Verdun was een bloedbad in de meest letterlijke zin van het woord, nergens anders op aarde vielen zoveel soldaten in een strijd om zo n klein gebied!

15. De afwikkeling

 
Het front in 1917
Daar waar de Fransen tegenover de Duitsers lagen was in de tweede helft van december een stilte gevallen zoals die zich hier lang niet had voorgedaan. De soldaten van de beide legers waren uitgeput en behalve wat plaatselijke botsingen vonden er 8 maanden lang geen gevechten plaats. De lente en zomer van 1917 werden door de Duitsers gebruikt om de posities die nog in hun bezit waren te versterken. Ook de Fransen zaten niet stil, ze waren zich aan het voorbereiden op een nieuw groot offensief dat op de beide oevers van de Maas van start moest gaan. Doel was de inname van de belangrijke Duitse artillerie steunpunten op de linkeroever en de Duitsers terug te slaan tot achter de frontlijn van 21 februari 1916, de dag waarop von Falkenhayn aan zijn grote aanval begon.
Met dezelfde nauwkeurigheid als voor het oktober- en het december-offensief was de Franse legerleiding bezig zo min mogelijk aan het toeval over te laten. Het gebied ten noorden van Verdun was in een maanlandschap veranderd. Om de bevoorrading van het front tijdens de komende strijd te waarborgen werden daarom nieuwe wegen gebouwd. In augustus stonden 2150 kanonnen, mortieren en houwitsers van allerlei kaliber klaar om de aanval in te zetten. De Duitsers hadden ongeveer de helft van dit aantal tot hun beschikking. 30 Franse infanterieregimenten stonden tegenover 18 Duitse regimenten, de kaarten waren geschud.
Hoge Amerikaanse officieren waren door de Fransen uitgenodigd om vanuit observatieposten de gevechten te volgen. Sinds 6 april waren de Amerikanen officieel in oorlog met Duitsland maar ze waren nog niet in actie gekomen; dit was een ideale gelegenheid om de officieren ervaring te laten opdoen.
De Franse vuurmonden begonnen op 13 augustus aan het onder vuur nemen van de Duitse stellingen op de linker en rechter Maasoever. Zonder onderbreking bleven de granaten op de vijand regenen. Vanaf de 18e nam de beschieting zelfs nog in hevigheid toe en ging toen als trommel vuur door. De Duitse stellingen werden met de grond gelijkgemaakt.
Op 20 augustus bij dageraad begon de Franse infanterie aan haar stormloop. Nog dezelfde dag lukte het de heuvels van de Mort-Homme en de Côte de l’Oie, op de westelijke oever, te heroveren. Ook oostelijk van de Maas verloren de Duitsers fors terrein, de Côte de Talou kwam na enkele uren strijd in Franse handen. Regnéville en Samogneux konden de volgende dag worden ingenomen. Alleen bij Côte 304 hadden de Duitsers stand weten te houden maar op 24 augustus gaven ze ook hier hun verzet op.
Tot 26 augustus bleven de Fransen met volle kracht aanvallen en het succes was volkomen. De doelstellingen waren bereikt, en bijna 10.000 Duitsers werden in gevangenschap afgevoerd. De Fransen verloren tijdens de gevechten 14.000 man van wie 6000 vermist werden.

16. Uncle Sam komt in actie

Toen de Amerikanen op 6 april 1917 de oorlog aan de Duitser verklaarden hadden ze een staand leger van amper 300.000 man. Veel te weinig om een rol van enige betekenis te kunnen spelen in het geallieerde kamp. Het lukte de U.S.A. om binnen zeer korte tijd, op bijna wonderbaarlijke wijze, miljoenen soldaten op de been te brengen. Het tekort aan gevechtservaring werd grotendeels goed gemaakt door het enthousiasme en de frisheid die het leger uitstraalde. Tot het einde van mei 1918 hield het leger zich voornamelijk bezig met trainen om daarna ter ondersteuning van de Britten en Fransen aan de Marne de eerste gevechtservaring op te gaan doen.
De driehoek tussen Les Eparges, St. Mihiel en Pont à Mousson vormde een saillant in de frontlijn die de Fransen een doorn in het oog was. De eerste grote zelfstandige opdracht, die het Amerikaanse leger onder generaal John Pershing kreeg, was het opruimen van deze uitstulping.
De Amerikaanse opmars van 12 september, die door een inleidende beschieting met Frans geschut was voorbereid, verliep uiterst voorspoedig. De Duitsers die grote delen van het gebied al hadden verlaten boden weinig weerstand aan de aanvallende tanks en infanterie. Al op 14 september was het gehele gebied door de ‘doughboys’ bezet.
Na dit succes stonden de yankees te popelen van ongeduld om zo snel mogelijk aan nieuwe gevechten te kunnen gaan deelnemen. De troepen bij St. Mihiel werden overgeplaatst naar het front dat liep vanaf Avocourt naar Forges. Tussen de westzijde van de Argonnen en de Maas (bij Verdun) lag hun nieuwe operatiegebied.
Na een korte maar zeer hevige beschieting op 26 september vielen bijna een half miljoen Amerikanen over een front van nog geen 40 kilometer de Duitsers aan. Gemiddeld betekent dit dat er per 10 strekkende meter zo’n 125 man klaarstonden! Ze wisten nog dezelfde middag op te rukken tot aan de heuvel bij Montfaucon, ondervonden daar felle tegenstand, en omsingelden vervolgens dit Duitse steunpunt. Cheppy, Varennes en Vauquois veranderden op 26 september wel van eigenaar.
Op 27 en 28 september ging de snelheid uit de aanval maar de Duitsers op de Butte de Montfaucon gaven zich over. Het Amerikaanse offensief zakte in, en werd vervolgens tot staan gebracht.
Het ogenschijnlijke voordeel van de enorme overmacht aan soldaten was in het nadeel van de Amerikaanse opperbevelhebber generaal Pershing gaan werken. Doordat de aanvoerwegen naar de gevechtslinies totaal verstopt raakten lukte het niet voldoende veldgeschut en voorraden naar voren te schuiven, het nauwe front was als een flessenhals gaan werken.
De communicatie tussen de legerleiding en de uitvoerende officieren verliep uiterst moeizaam.
Generaal Pershing laste een gevechtspauze in en nam tot 4 oktober de tijd om de boel te reorganiseren. Toen op deze datum opnieuw het sein voor de aanval werd gegeven kwamen de soldaten van het 1e Amerikaanse legerkorps traag in beweging. De Duitsers boden vanuit hun verdedigingsstellingen fel tegenstand en het lukte de Amerikanen slechtsten koste van enorme mensenoffers, meter voor meter, vooruit te blijven komen. Op dezelfde dag viel een Frans legerkorps, ondersteund door twee Amerikaanse divisies, de Duitsers aan die zich op de oostelijke Maasoever ten noorden van Verdun bevonden.
Vrijwel het gehele westelijk front was gedurende de maand oktober in beweging. Het lukte de Engelsen, Fransen en Amerikanen om de druk op de Duitsers alsmaar verder op te voeren. Overal trokken de Duitsers zich richting noorden terug. Vertwijfelde pogingen om, door middel van het in de strijd brengen van laatste reserves, het geallieerde tij te keren hadden weinig resultaat.
Op 11 november capituleerde het gehele Duitse leger onvoorwaardelijk, de situatie in ‘die Heimat’ was hopeloos geworden en het reële gevaar was aanwezig dat als er verder werd gevochten het totale Duitse leger vernietigd zou worden. Een dag eerder was aan de naar Nederland gevluchte Duitse keizer Wilhelm II politiek asiel verleend.

De eindbalans
De eerste oorlog die op industriële wijze werd gevoerd, was ten einde. De strijd, waarbij 30 zelfstandige landen betrokken waren, was voorbij. 10.000.000 militairen sneuvelden, 3.000.000 werden vermist en meer dan 20.000.000 waren gewond.
13.000.000 burgers stierven als gevolg van de oorlogshandelingen, 10.000.000 mensen waren op de vlucht. Door de honger in Europa waren veel inwoners verzwakt. Ondervoeding, ziekten en epidemieën waren hiervan het gevolg. De uit Amerika afkomstige Spaans griep greep om zich heen en was dodelijk voor vele honderdduizenden verzwakte mensen.
In het gehavende Europa werden nieuwe grenzen getrokken en zelfs nieuwe landen gecreëerd.
Frankrijk was na de oorlog een land van vele helden; het leek er even op dat iedere boer, die ‘les boches’ verteld had dat hij geen melk of eieren te koop had, een lintje zou krijgen.
In de stad Verdun was 50% van de gebouwen verwoest en begon men aan de wederopbouw.
 

17. De tragiek van Pétain

Door zijn enorme aandeel in het weerstaan van de Duitse aanval op Verdun, en zijn bijdrage als supervisor van Nivelle tijdens het terugslaan van de vijand, was Pétain dé ‘Held van Verdun’.
De stad vereerde hem, evenals anderen die tijdens de slag veel betekend hadden, met een eigen straat. Bovendien droeg een plein zijn naam.
Vanaf mei 1940 nam de 84-jarige, al wat kindse, Philippe Pétain de leiding op zich van het onbezette deel van Frankrijk. Vanuit Vichy regeerde hij aanvankelijk op autoritaire wijze maar algauw raakte hij zijn macht aan de Duitsers kwijt. Officieel bleef hij echter als regeringsleider aan en de Duitsers konden hierdoor gebruik blijven maken van de magische klank die zijn naam nog steeds voor veel Fransen had. De rol die hij speelde was uiterst dubieus maar waarschijnlijk dacht de oude man nog steeds het landsbelang te dienen. Na de oorlog zou hij als collaborateur ter dood worden veroordeeld, een straf die omgezet werd in levenslange verbanning naar l’île d’Yeu, voor de kust bij Vendée. De naar hem genoemde straat in Verdun (de Avenue Maréchal Pétain) werd omgedoopt in, hoe kan het ook anders, Avenue du Général de Gaulle; de Place Pétain werd Place de la Libération.
Pétain stierf 23 juli 1951 op het eiland Yeu. Zijn laatste wens was om nabij het Ossuaire van Douaumont, te midden van de mannen van wie hij hield, te worden begraven. President de Gaulle, zelf een oud Verdun strijder en daar gevangen genomen, wees dit verzoek van de hand en liet hem op het eiland Yeu ter aarde bestellen. De bewondering die de Gaulle aanvankelijk voor Pétain had, was via een diepe teleurstelling omgeslagen in afkeer.
Een in 1966 ingediende petitie, waarin Verdun-veteranen vroegen hun ’Held van Verdun’ alsnog bij Verdun te begraven, werd afgewezen. Zeven jaar later zorgden zes aanhangers van Pétain door middel van een sterk staaltje ‘particulier initiatief’ voor een hoop opschudding. In het holst van een zomernacht werd de graftombe van Pétain opengebroken waarna de kist richting Ossuaire de Douaumont werd gebracht. Om vroegtijdige ontdekking te voorkomen was de tombe weer gesloten en aangestreken met cement. De volgende morgen zag de beheerder van het kerkhof de nog natte specie en sloeg onmiddellijk groot alarm.
Toen de ontvoerders via de autoradio hoorden dat de toegangswegen naar het knekelhuis hermetisch waren afgesloten, besloten ze de stoffelijke resten zolang in een garage te Parijs onder te brengen. Pétain was in Frankrijk hèt gesprek van de dag. Pas na twee weken maakten de pétainisten, tijdens een persconferentie, de verblijfplaats van de grafkist alsmede de beweegredenen van hun wanhoopsactie bekend. Om de opnieuw opgelaaide discussie over een mogelijk eerherstel in de kiem te smoren besloten de autoriteiten geen strafvervolging tegen het groepje pétainisten in te stellen. Het dode lichaam van de oude maarschalk werd herbegraven op het Ile d ‘Yeu.

Nog steeds is er op het ereveld voor het Ossuaire de Douaumont een plekje voor Philippe gereserveerd maar veel hoop op spoedige bijzetting is er niet. In 1986 ondernam de Franse president Mitterand een voorzichtige poging tot rehabilitatie: hij liet op wapenstilstandsdag bloemen op het graf van de maarschalk leggen, een gewoonte die hij tot 1993 vol zou houden. Onder druk van een sterke lobby uit de hoek van verzetsstrijders en joodse overlevenden van de Tweede Wereldoorlog moest hij in dat jaar met dit gebruik stoppen. Maarschalk Henri Philippe Pétain blijft een omstreden figuur in de Franse geschiedenis en tot op de dag van vandaag houdt hij de gemoederen bezig.

18. Het Verdrag van Versailles

 
Op 10 januari 1920 traden de bepalingen van het (Vredes) Verdrag van Versailles in werking. Op onbarmhartige wijze werd het overwonnen Duitsland door de geallieerden vernederd en op de rand van bankroet gebracht. De geschiedenis wordt per definitie door de overwinnaars geschreven en dus werd Duitsland gezien als de enige schuldige aan het uitbreken van de oorlog. Het land moest bestraft worden. Van onderhandelen was geen sprake geweest: de vredesvoorwaarden waren gedicteerd en door het dreigen met een algehele bezetting van Duitsland werden de Duitsers gedwongen ‘das Diktat von Versailles’ te aanvaarden. Het land moest een astronomisch hoog bedrag aan herstelbetalingen gaan betalen en verloor grote delen van zijn grondgebied, waaronder alle koloniën en Elzas-Lotharingen. Bovendien moest het gedurende 15 jaar een bezetting van het Rijnland dulden.

Het Duitse leger werd ontwapend en mocht nog maar uit 100.000 man bestaan; het bezit van tanks, onderzeeboten, militaire vliegtuigen en grote oorlogsschepen was verboden. De industrie werd grotendeels ontmanteld en op grote schaal moesten grondstoffen, goederen en machines worden afgestaan. De kiem voor een volgende, nog grotere oorlog, was gelegd.
Amper 4 jaar later schreef een Oostenrijker met een spuuglok en een vierkant snorretje in de strafgevangenis van Landsberg an der Lech een boek dat als scenario zou dienen om de vernederingen van Versailles ongedaan te maken…
In juni 1940 lukte het tanks, afkomstig van het Panzerkorps Guderian, na een dag vechten Verdun te bezetten. Generaal Erich von Manstein s divisie leverde een belangrijke bijdrage aan deze plaatselijke overwinning.
Zowel Heinz Guderian als Erich von Manstein had in 1916 te Verdun gevochten. 146 Duitsers verloren in 1940 tijdens de gevechten om Verdun hun leven; het Franse dodencijfer is onbekend. Zeker is dat een zekere sergeant François Mitterand gewond raakte, van hem zouden we later meer horen.
Zonder dat er een schot viel kwam Verdun op 31 augustus 1944 weer in Franse handen.

19. Overpeinzing

Wie won nu eigenlijk de Slag bij Verdun? De meeste geschiedschrijvers spreken over de Fransen als de overwinnaars. Het voornaamste argument hiervoor is dat de Duitsers nooit Verdun innamen. Maar is het niet zo dat de Duitsers hun doel, het laten leegbloeden van het Franse leger, bereikten? Weliswaar ging dit leegbloeden ten koste van enorme onvoorziene verliezen aan eigen zijde, maar toch… Frankrijk moest leegbloeden maar Duitsland bloedde ook leeg. Aan beide zijden ging een groot deel
van een generatie verloren. Vandaar dat ik, de schrijver van dit boek, van mening ben dat er geen overwinnaars waren maar slechts verliezers.
De Nederlandse professor in de theologie Dr. Henk Jonker gaf in zijn boek ‘Sporen van een Slag’ misschien wel de beste omschrijving van de slag bij Verdun. Hij schreef:  Verdun is de geopende doos van Pandora.

Tekst: Breuklijn der beschaving  “Richard Heijster”
Ik heb “Breuklijn der beschaving” een aantal jaren geleden voor Richard gedigitaliseerd met het idee om het op mijn website aan te bieden, omdat daar vraag naar was en het boek inmiddels niet meer te koop is. Zover is het helaas nooit gekomen. Een hoop informatie die in het reisboek staat beschreven is na meer dan 25 jaar niet meer overal up-to-date. Dat neemt niet weg dat er nog veel interessante informatie in staat beschreven die ik mag  gebruiken voor deze website. Bedankt daarvoor Richard!