Reisverslag  2017
Reisverslag 2017

Reisverslag 2017

Dag 1 09-06-2017 ⁄ 11-06-2017
Jawel we gaan weer naar verdun! We hebben er zin in! Zoals ieder jaar rijden we weer ‘s nachts. Herman en Henk zijn al om 24.00 aanwezig met de mededeling “we zijn wat vroeger want van slapen komt toch niks”. Ik begin te lachen en vraag “koffie”? Dat wordt niet afgeslagen! De komende nacht kunnen we niet zonder. Na wat amusante gesprekken en het maken van plannen gaan we op weg naar Rene. Om 01.00 rijden we Spijkenisse binnen en Rene staat al op de uitkijk. Na weer de nodige koffie en sigaren gaan we op weg. Onderweg bij Antwerpen begint het weer aardig om te slaan het bliksemt en omweert stevig gevolgd door veel regen. De buien gaan richting Nederland dus we maken ons geen zorgen over hoe het weer in Frankrijk zou zijn het komende weekeind.


Onderweg stoppen we een aantal keer om even rust te nemen, zeker voor Herman, want hij moet rijden. Tijdens de stops tanken we hem dan ook steeds vol met koffie, broodjes, koeken en sigaren. Dit chauffeuren doet hij steevast als we naar Verdun gaan en ik neem daar mijn petje voor af. (Bedankt Herman!)

We komen aan in Romagne sous Montfaucon en rijden het erf op van La Gabriëlle. Roland wacht ons al op met een heerlijk vers bakkie koffie. We praten over de gebeurtenissen van het laatste jaar. We zetten onze bagage in het appartement en we gaan op stap naar onze eerste bezienswaardigheid “La Main de Massiges”.

Bij Massiges, een Oost-Frans dorpje, hebben vrijwilligers een paar loopgraven blootgelegd en hersteld. Een uniek decor voor wie een idee wil krijgen van hoe het was.
MASSIGES – De gladde grijze modder zuigt er aan je voetzolen, hier en daar maken vlonders het lopen makkelijker. De wanden zijn voorzien van golfplaten, palen en vlechtwerk van takken om het afbrokkelen van de wanden te voorkomen. De schietgaten zijn versterkt met zandzakken en er zijn abri’s die bescherming bieden.
Het lijkt op een filmset, maar het is maar al te authentiek: een van de recent ontdekte en herstelde loopgraven van de Main de Massiges. Deze krijtheuvel, een natuurlijk fort op zo’n tachtig kilometer oostwaarts van Reims, was gedurende vier jaar wisselend in Duitse en Franse handen. De Duitsers waren er het eerst. Zij groeven zich hier in nadat hun opmars in september 1914 richting Parijs bij het riviertje de Marne tot staan was gebracht.
De restauratie is een initiatief van Éric Marchal, oud-militair en inwoner van Massiges. Met nog vier andere Eerst Wereldoorlog fanaten kocht hij het terrein drie jaar geleden voor 8.000 euro van een boer die het wilde gaan gebruiken. “De bomen en struiken hebben we verwijderd, daarna zijn we gaan graven, met een schop”, vertelt hij. “De wanden hebben we opnieuw gestut om te voorkomen dat ze weer vollopen.”
“Wij zijn hier opgegroeid”, zo verklaart Marchal zijn fascinatie voor de littekens van de Grande Guerre. “Als kind zag ik hoe boeren helmen, granaten, bidons of stoffelijke resten van soldaten vonden, zoals dat nog steeds gebeurt. Daar kan je niet ongevoelig voor blijven.”
Als je je ergens een voorstelling kunt maken van hoe het was in ’14-18′, zoals ze in Frankrijk zeggen, dan is het hier. Je kunt hier ook in de bossen of akkers in de Aisne-vallei zoeken naar loopgraven, ooit een netwerk waar geen einde aan leek te komen. Maar die zijn ingestort, omgewoeld door bombardementen, overwoekerd of als akkerland weer in gebruik genomen. Dit zijn de enige tranchés van Frankrijk die zijn teruggebracht in de oorspronkelijke staat, weet Marchal bijna zeker.
De strijd om de Main de Massiges – eigenlijk meer een verzameling bulten die samen de vingers van een hand lijken te vormen – kostte zeker 20.000 doden aan Franse kant. “Waarschijnlijk minstens evenveel aan Duitse kant”, zegt Marchal, “we weten het niet precies”.
Twee imposante kraters met een diameter van zo’n vijftig meter getuigen van een van de meest spectaculaire momenten, wijst Marchal. De Feldgrauen bliezen op 4 februari 1915 de Franse stellingen op nadat ze eerst een onderaardse gang hadden gegraven, tot bijna onder een loopgraaf. Die gang werd vol explosieven gestopt en vervolgens tot ontploffing gebracht: Een methode om de impasse te doorbreken die vaker werd toegepast, en die het boerenland in een maanlandschap veranderde.
Het verschil tussen Franse en Duitse loopgraven is goed te zien. De laatste zien er stukken beter uit en ze zijn comfortabeler. De Fransen ontmoedigden net als de Britten de bouw van schuilplaatsen omdat zij, in ieder geval in theorie, steeds in de aanval waren.
Vuurlinie
De Franse vuurlinie aan de rand van de heuvel is vrijwel helemaal kaal. Hij kijkt uit op een plek waar de Duitsers zich nog geen honderd meter verderop in de diepte ophielden. “Zij werden beschermd door het landschap”, vertelt Marchal. “De kanonnen waarmee de Fransen aanvankelijk vuurden konden alleen in een rechte lijn schieten. Tot de komst van geschut met een kortere loop die de baan van mortieren af kon buigen, was het nauwelijks mogelijk de vijand te raken: de granaten belandden meestal achter het doel.”
De ‘poilus’, de bebaarden zoals de Fransen werden genoemd omdat ze vrijwel nooit gelegenheid hadden om zich te scheren, brachten in de eerste linie vier dagen en nachten achter elkaar door. Echt slapen kon meestal alleen hierna, in de reservelinies. Het eten, dat werd klaargemaakt in het dorp vlakbij, arriveerde ’s nachts. “Het was dan natuurlijk al koud en smaakte meestal nergens naar. Of het kwam helemaal niet.”
De ongelukkige poilus droegen leren laarzen en wollen uniformen waar het vocht en de kou maar niet uit wilden verdwijnen. Longontsteking was vaak het voor de hand liggende gevolg, in de winter hadden zij niet door dat hun voeten bevroren.
Vrijwel iedereen had luizen als het verblijf in de loopgraven lang duurde, een hemd kon soms maanden niet worden gewassen. Ondertussen stonden ze tot hun enkels in een brij van water en aarde en, wanneer de doden niet afgevoerd konden worden, van het vocht van lijken die aan het ontbinden waren.
In iets rustiger perioden versierden ze granaathulzen, dronken ze ‘pinard’, wijn van twijfelachtige kwaliteit die in hun bidon van een liter werd gegoten door een tankwagen. Of ze joegen op ratten, die dik waren geworden van het mensenvlees op het slagveld en steeds brutaler werden. Hier viel ook nog wat geld mee te verdienen: de Franse legerleiding gaf 5 sous per vangst.
Maar het enige dat het moreel van de troepen op peil kon houden was de post die vrijwel altijd keurig arriveerde, net als de krant. Wat daar in stond, had weinig met de werkelijkheid te maken, waarschuwde de negentienjarige Auxence Guizart zijn ouders in november 1916 in een brief die is opgenomen in ‘Paroles de Poilus’, een vaak hartverscheurende verzameling soldatenbrieven. “De kranten kramen onzin uit om de burger een hart onder de riem te steken. Zoals ik jullie al zei, deze oorlog draait alleen om de vraag wie de meeste mannen kan vernietigen.” Guizart voegt er aan toe dat hij hoopt dat zijn voeten ook bevriezen: “Dan evacueren ze mij ook.”
Onzinnige strategie
Het Franse leger hanteerde een onzinnige offensieve strategie die honderdduizenden het leven zou kosten: l’attaque à l’outrance, de aanval tot het uiterste. De linies van de Duitsers, die zich toelegden op de verdediging, probeerde men te doorbreken met infanteristen die met de bajonet op het geweer prikkeldraad, houwitsers en mitrailleurs tegemoet renden. Het leidde uiteindelijk tot massale muiterij.
We verlaten de indrukwekkende plek La Main de Massiges en zijn stil van de indrukken die we net ervaren hebben. We gaan richting Varennes om daar boodschappen te doen bij de plaatselijke super.
Varennes raakte vooral bekend nadat koning Lodewijk XVI hier in de nacht van 21 juni 1791 (“de Nacht van Varennes”) werd gearresteerd toen hij met zijn gezin tijdens de Franse Revolutie trachtte te ontvluchten naar Montmédy, op de grens met de Oostenrijkse Nederlanden, waar zich een loyaal garnizoen bevond. Het was de bedoeling van daar uit, gesteund door zijn zwager keizer Leopold II, aan het hoofd van een leger terug te keren om zijn gezag te herstellen. Toen de koets in Sainte-Menehould van paarden moest wisselen, werd de koning door postmeester Jean-Baptiste Drouet herkend en omstreeks 11 uur ’s avonds in Varennes, tijdens het verorberen van een bord met varkenspootjes, onderschept door enkele soldaten. De koning probeerde tijd te winnen want hij rekende erop dat hij gauw door zijn eigen troepen zou bevrijd worden. De bevolking van Varennes greep echter snel in, waarop de Koninklijke familie onder begeleiding van de Nationale Garde naar Parijs werd teruggebracht. De gebeurtenis werd in 1982 door Ettore Scola verfilmd onder de titel “La Nuit de Varennes”.
Een streekmuseum, ondergebracht in een modern gebouw, dat onder meer kunst en ambachten (onder meer terra sigillata) uit de Argonne herbergt, bezit een afdeling die gewijd is aan de arrestatie van de Koninklijke familie. Tussen het museum en de kerk loopt een route waarlangs zeven panelen de aankomst en de arrestatie van Lodewijk XVI en zijn familie toelichten.
We zijn klaar met het boodschappen doen, de nodige drank en voedsel hebben we weer ingeslagen. We gaan nu richting Nantillois om daar het museum van Maarten en Didi Otte te bezoeken. We worden hartelijk ontvangen door Maarten en Didi en ze vertellen gepassioneerd over hun schitterende verzameling.
Na de rondleiding rijden we terug naar La Gabriëlle om onze boodschappen koel op te bergen. Ook zijn we nu wel toe aan wat rust, de oude knarren gaan de gemiste nachtrust nu echt voelen. We ruimen de koelkast in en gaan ons te buiten aan een heerlijk koud biertje. Alleen Rene is nog actief, hij tracht een BBQ in elkaar te zetten maar dat valt vies tegen al die boutjes en moertjes worden hem te veel. Henk en ik (Ronald) “Herman is inmiddels onder zeil” bekijken Rene zijn inspanning om het toch op een BBQ te laten lijken.
Rob en Kees komen ook in de namiddag aan. Rob neemt voor het avondeten een Indische rijsttafel mee vanuit Den Haag. Daar zit een heel bekend Indisch restaurant Bogor Roemah Makan waar vele bekende Nederlanders waaronder ook politici met regelmaat hun buikje vol eten. We helpen Rob en Kees om de grote koelbox met de rijsttafel naar binnen te brengen. Na het drinken van nog een paar biertjes gaan we aan de slag met de rijsttafel want die moet wel opgewarmd worden en na een klein uur kunnen we aan tafel.

Na het overheerlijk schansen en een beetje pijn in de onderbuik moeten we toch de spijsvertering opgang brengen en we besluiten om nog een wandeling te maken naar de Amerikaanse begraafplaats. We voelen de Bogor aardig zitten. Dat wordt morgen feest en file voor het toilet!

We genieten van de ondergaande zon die zo betoverend over de begraafplaats schijnt. Een mooi eind van onze eerste dag.

Dag 2

Na een goede nachtrust maken we ons op voor een nieuwe dag. De ochtend loopt zoals ik al had verwacht, file voor het toilet. De Bogor van de vorige avond begint een eigen leven te leiden, de specerijen doen hun werk goed. Daarna één voor één onder de douche. René komt als eerste uit de douche met de mededeling dat we geen handdoek nodig hebben omdat de straal die er uit komt zo dun is dat je er niet nat van kan worden. De trend is weer gezet voor deze ochtend en we gaan op weg naar ons ontbijt bij Roland.

We gaan weer op weg, nu naar Ouvrage de la Laufée.
Ouvrage de la Laufée is gelegen tussen Fort de Vaux en Fort de Tavannes. Het werd in 1887-1888 gebouwd als een typische ‘Ouvrage d’infanterie’, vergelijkbaar met Ouvrage d’Eix. Het werd in 1904 gemoderniseerd, wat betekende dat de bestaande bouwwerken afgebroken werden, en een betonnen kazerne werd gebouwd. De kazerne bestond uit twee grote ruimtes voor de manschappen en een officiersonderkomen. Ook werd een Tourelle de 75 R Mle 1905 gebouwd met een uitkijkkoepel.
 
Gedurende de Eerste Wereldoorlog
De Ouvrage werd vanaf het begin van de slag bij Verdun regelmatig beschoten. Begin juni viel de pantsertoren actief aan tegen de Duitsers, die bezig waren met de aanval op Fort de Vaux. Door het zware artillerievuur dat dat trok, kon men de pantsertoren verder niet gebruiken. De Ouvrage gold echter wel als één van de beste uitkijkposten over het slagveld.
Op 11 juli 1916 vielen de Duitsers, na een lange en krachtige beschieting, de Ouvrage aan. Ze kwamen niet verder dan de wat verder voor de Ouvrage gelegen Abri de Combat VLL en de Batterie de Damloup. Het front bleef daar, op zo’n 300 meter van de Ouvrage, tot oktober 1916 liggen.
Toen de Fransen begonnen met hun grote tegenaanval op 24 oktober 1916, werden ze weer ondersteund door het vuur uit de pantsertoren van La Laufée. Ook bij een tweede grote aanval in december vuurde de toren. De Duitse artillerie deed keer op keer verwoede pogingen om de pantsertoren uit te schakelen, maar dit lukte niet.
Men begon met het bouwen van een ondergronds tunnelsysteem halverwege 1916, toen het front dicht in de buurt van de Ouvrage lag. Vanuit de kazerne werden een aantal omvangrijke tunnels gebouwd. Eén tunnel had twee externe uitgangen in de buurt van de Tunnel de Tavannes. In 1917 werd aan de voorzijde van de kazerne een kleine kazemat voor machinegeweren gebouwd. Ook werd een grote draadversperring aangelegd. Het front verliep tot het einde van de oorlog in 1918 op slechts 700 meter van de Ouvrage aan de kant van de Woëvre.

Tijdens het Interbellum
De Ouvrage, en dan met name de pantsertoren, werd regelmatig onderhouden. In de jaren ’30 begon men, ook om de Ouvrage op te nemen in een verdedigingslinie van de Maginotlinie, een groot deel van de ondergrondse tunnels te versterken met beton.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog
In juni 1940 werd de Ouvrage zonder gevecht ingenomen door de Duitsers. De Wehrmacht haalde alle pantserdelen uit de Ouvrage in 1944. Men liet de pantsertoren en zijn uitkijkkoepel exploderen, waarna men op zorgvuldige wijze (dit in tegenstelling tot sommige andere forten) alle pantserdelen weghaalde.
Vandaag
De Ouvrage verkeert in een redelijk goede staat, maar is erg overwoekerd.

Wat een ervaring om de Ouvrage de la Laufée zo van binnen te bekijken! We zijn onder de indruk, het lijkt wel een spannend jongensboek. Op de terugweg naar de auto zijn we stil ieder met zijn eigen gedachte.
We komen bij de auto’s aan en gaan eerst de innerlijke mens bevredigen met heerlijke Pain du stok met kammewattes. En praten na over dat gene we net beleeft hebben.
Na het roken van een goede sigaar gaan we op weg naar Fort Souville. Daar zijn we vorig jaar ook geweest maar hebben toen lang niet alles gezien. Vorig jaar hebben we daar Batterie 8-2 Tourelle Bussière gezien. Nu willen we de onderaardse gangen die van Fort Souville naar de abri-Caverne lopen gaan bekijken.
Fort de Souville werd gebouwd van 1876 tot 1877. In 1888 waren er een aantal moderniseringen; het kruitmagazijn werd versterkt met beton. Het kostte in totaal 2650000 franc om te bouwen. Het fort staat ook wel bekend als Fort Lemoine.
Het behoort tot de allereerste linie forten die rond Verdun gebouwd werd, de zgn. ‘Redoutes de Panique‘. Het werd gebouwd in baksteen. Het fort is tamelijk groot in vergelijking tot de andere forten in de omgeving. Het ligt op de top van een heuvel, die bijna overal te zien is in de omgeving van Verdun.

Het fort heeft daarnaast nog een bijzonderheid: het staat in verbinding met de abri-caverne van Souville. Deze abri-caverne (ondergrondse schuilplaats) bestaat uit twee grote galerijen (20 meter uit elkaar gelegen), met daartussen en daaromheen een aantal ruimtes. De abri-caverne ligt 10 meter onder de bovengrond. Eén galerij kwam uit op een trap die direct in het fort uitkwam (deze galerij is vandaag de dag aan het einde ingestort). De andere galerij leidt naar munitie-magazijn 18, een betonnen opslagruimte op de binnenplaats van het fort. De abri diende als onderkomen voor troepen tegen artillerievuur.

Fort de Souville lag centraal in de verdedigingsgroep “Redoute de Souville”. Tot deze groep behoorden de volgende vestingwerken:
Batterie 8-1 de Torcy, gebouwd in 1889-1892, bewapend met vier 90 mm kanonnen;
Batterie 8-2 Tourelle Bussière, gebouwd in 1890-1891, 155 mm geschutstoren;
Batterie 8-3 de Souville, gebouwd in 1889-1892, dubbele batterij bewapend met vier 90 mm kanonnen en 4 90 mm korteafstandskannone x 90 en 4 x 90C (dubbele batterij)
Batterie 8-4 annexe de Souville, gebouwd in 1889-1894, onversterkte infanterieverdediging;
Dépôt intermédiaire ‘b’ de Torcy, gebouwd in 1892, tussenliggend opslagmagazijn;
Dépôt intermédiaire ‘c’ de Souville, gebouwd in 1892, tussenliggend opslagmagazijn.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog.
Het fort bezat na de mobilisering in 1914 een garnizoen van 350 man, bestaande uit infanteristen, pioniers en artilleristen. Ook was er van een aantal militaire groepen, de staf in het fort. Het fort diende in die tijd vooral als communicatiecentrum: het was met telefoonlijnen verbonden met o.a. Fort Douaumont, Ouvrage de Thiaumont en Fort de Vaux.
Bij het begin van de slag om Verdun, op 21 februari 1916, bezat het fort geen bemanning meer. Dit was naar aanleiding van het bevel dat in 1915 werd gegeven om alle forten te ontdoen van hun bewapening en bemanning, omdat men de forten zinloos achtte. Maar omdat Fort de Souville na de val van Douaumont hét centrale punt van uitkijk was en omdat het strategisch van groot belang was, werd door generaal Pétain op 14 maart 1916 bevolen om het fort weer te voorzien van een reguliere bezetting. Er werd een voorraad van o.a. munitie aangelegd die goed was voor 15 dagen. Ook werd een nieuw verdedigingsplan opgesteld. Het werd ingericht als een commandopost voor een infanteriedivisie en als staf voor artillerie en pioniers. Er was ook een afdelingsreserve. Zo kwam het, dat naast de reguliere bezetting, nog eens 25 officieren en 463 extra manschappen in het fort aanwezig waren. Er was echter maar plaats voor 300 manschappen in de abri-caverne, 312 in de onversterkte kazerne en 140 mannen in het van beton voorziene munitie-magazijn 18. Het hoge aantal manschappen zorgde voor veel problemen. Er moest genoeg verzorging en water beschikbaar zijn. Door het Duitse artillerievuur werd echter ook het aantal bruikbare ruimtes minder. Het werd ondraaglijk voor de mannen om in dit fort te blijven; er waren nu namelijk ongeveer 900 man in het fort. Op 9 mei kwam dan ook het bericht, dat iedereen die niet tot het eigenlijke garnizoen behoorde, weg moest gaan uit het fort. Dit was geen makkelijke taak, men moest namelijk de troepen die het fort gingen verlaten ook veilig onderbrengen in de omgeving.
Vanaf de 21ste februari werd het fort regelmatig met alle kalibers beschoten. Ook waren hier granaten bij van de Dikke Bertha; granaten van 42 cm. Van 21 april tot 21 juni sloegen ongeveer 38000 granaten van alle kalibers in op het fort. Vanaf de 1ste juni werd het vuur ook intenser; alleen om deze dag werden al 1600 granaten geteld, waaronder inslagen van 38 cm- en 42 cm-granaten. Op 8 juni waren de zwaarste beschietingen, er werden nu ook gasgranaten ingezet. Op 22 juni nam het artillerievuur nog verder toe. Op die dag telde men meer dan 2700 inslagen. Door de gasaanvallen vielen er veel slachtoffers, en moest men de bovengrondse kazernes ontruimen. Het enige onderkomen was nog in de onderaardse kazernes van de abri-caverne.

Vanaf midden juni tot het einde van juli werden de beschietingen alleen maar erger, aangezien het fort nu ook aanvalsdoel was. Er bleef weinig over van het fort; vele kazematten en ruimtes stortten in. Hieronder waren onder andere de gang van de kazerne naar de latrines en de waterpomp, de telefoonkamer, de wachtpost voor de ingang en de ingang naar de linker caponnière. De muur die rond het fort en de gracht lag, werd ook zwaar beschadigd. Er was nauwelijks iets over van de prikkeldraadversperring, die rondom het fort lag.
Ook bij de abri-caverne waren zware treffers; een 42 cm-granaat sloeg in op de onderaardse kazernes en liet een 5 meter diepe trechter achter die een doorsnede van 13 meter had. De druk die de explosie veroorzaakte was zeer zwaar, en een deel van een gang stortte in. Al met al waren er zeer zware instortingen en vernielingen aan zowel het fort als aan de abri-caverne.

Men organiseerde de verdediging, en alle ingangen en openingen werden zwaar bewapend. Men had ongeveer 16 machinegeweren opgesteld, evenals twee 58 mm-kanonnen. In juni/juli raakte het fort steeds meer in het middelpunt van de aanval; de Duitsers versterkten hun aanval enorm. Immers, als dit fort was ingenomen, was de weg naar Verdun zo goed als open.
Op 23 juni werden ongeveer 100.000 gasgranaten als voorbereiding voor de aanval op het fort geschoten. Dit zorgde voor veel gasslachtoffers. Met veel moeite konden de Fransen hun posities behouden, omdat ook bij de Duitsers de verliezen enorm waren.
Op 12 juli was er nog een grote aanval. Op dit moment waren zowat alle barricades en verdedigingsmogelijkheden van het fort kapotgeschoten. Bijna de hele bovenbouw van het fort was weggeschoten (op het met beton versterkte munitie-magazijn 18 na). Wederom zetten de Duitsers gas in om de aanval voor te bereiden. Dit zorgde weer voor veel verliezen. In het fort was de situatie een compleet drama, de meesten waren verwond door gas of waren door het artillerievuur doof geworden.

De toestand op de twaalfde juli zag er ongeveer als volgt uit: de verdedigingsmuren die rondom het fort lagen waren voor het grootste deel in puin geschoten, het was voor de aanvaller geen enkele moeite om deze over te steken. De wallen van het fort waren volledig kapotgeschoten; het fort zag er totaal niet meer als een fort uit. Van de prikkeldraadversperringen was niets noemenswaardig meer over. De toegangen naar de caponnières waren bijna allemaal ingestort of zwaar beschadigd. De dubbele caponnière was volledig ingestort. Van de andere caponnières waren de schietgaten voor het grootste deel geblokkeerd met aarde. De hoofdingang (of vredesingang) was zwaar beschadigd, maar hij stond nog overeind (evenals vandaag de dag; zie foto’s). De kazematten die waren gebouwd in baksteen waren allemaal ingestort.
Het met beton versterkte munitie-magazijn 18 was echter nog in een goede conditie, net als de onderaardse kazerne. De schade die daar was toegebracht kon voor het grootste deel nog gerepareerd worden. De gang die van de kazerne naar munitie-magazijn 18 leidde was echter ingestort, en moest weer opengehaald worden. De lichtsignalen, die voorheen nog naar Fort de Tavannes en Fort de Vaux werden gestuurd, konden alleen nog door Fort de Belrupt ontvangen worden.

De bezetting van het fort op 11 juli was als volgt:
De eerste compagnie van de 6e R.I.T. (3 officieren en 116 man)
Een deel van de eerste compagnie van de 7e I.R. (2 officieren en 75 man)
De helft van de 101ste machinegeweercompagnie van het fort (29 man)
Een adjudant en 36 kanoniers van de 14e Batterie van het 5e R.A.P.
Een adjudant en 11 man van de 25/2e compagnie van de 9e R. Pioniers
Een arts
7 verplegers en ziekendragers
6 postduifhouders
signalisten
C.O.A.
Een compagnie van het Franse Infanterie Regiment Nr 7 komt op de weg naar het front voorbij Fort de Souville. Ze leiden grote verliezen, en slechts één luitenant is nog over: luitenant Dupuy. Hij besluit met de rest van zijn compagnie onderdak te zoeken in het fort. Zij zien de verschrikkelijke toestand van het fort, en aangezien de commandant van het fort gewond is door gas, neemt Dupuy het commando over en organiseert hij de verdediging. Ook hij had door dat het Fort de Souville aanvalsdoel was geworden van de Duitsers. Hierdoor besloot hij de machinegeweren in zo gunstig mogelijke posities te plaatsen. Hij verdeelde de vermoeide bemanning, voor zo ver het mogelijk was, over hun posten en stuurde een boodschapper naar de staf.
Op 12 juli, om half zeven in de ochtend, begint de aanval. Delen van het Duitse infanterieregiment 140 rukken op van de kapel van St. Fine en beklimmen de heuvel met daarop Fort de Souville. Ze hebben echter zware verliezen geleden, en verspreid komen ze bij de kapotgeschoten gracht van het fort.
Het liep uiteindelijk uit op zware gevechten, die verbitterd en hard werden gevoerd. Handgranaten vlogen over en weer tussen beide kanten. De artillerie van beide kanten sloeg in tussen de troepen, die tot de uitputting of tot de dood toe vochten. De Duitse stormtroepen kwamen niet verder. De overgebleven mannen trokken zich terug of lieten zich gevangen nemen.

De laatste grote Duitse aanval van de Slag bij Verdun was hiermee beslist. Het fort had stand gehouden, en de vastberadenheid van één luitenant was hierbij zeer belangrijk geweest. De verliezen van het garnizoen tussen 10 en 12 juli waren hoog. Ze bedroegen 6 officieren en 283 man. De uitval door gas was ook hoog.
In het hoofdkwartier van AOK5 was generaal Von Falkenhayn op de hoogte gesteld van dit debacle. Hij beval, dat de slag bij Verdun verder defensief gevoerd moest worden. Het offensief van de Duitsers was hiermee zo goed als afgelopen.
Fort Souville was hiermee het verste punt dat de Duitsers ooit bereikt hebben tijdens de slag van Verdun.
Het fort werd gedurende de rest van de slag nog zwaar beschoten, en het werd steeds maar verder beschadigd. Deze beschietingen gingen ook door na de grote tegenaanval van de Fransen op 24 oktober. Het fort werd nog regelmatig beschoten tot in 1918.
Tot midden 1917 had men het Fort Souville zoveel mogelijk geprobeerd te herstellen. Zo werd er een geïmproviseerde uitkijkpost op het fort geplaatst. Weer werden voorraden voor 15 dagen aangelegd. Het front lag in die tijd op 6 km ten noorden van het fort. Het front door de Woëvre lag op 4 km afstand. De bezetting van het fort was nog maar een afdeling infanterie, twee machinegeweerafdelingen en artillerie en pioniers. Een nieuwe prikkeldraadversperring van 10 meter grootte werd rondom het Fort en de Tourelle Bussière aangelegd.
Vanaf midden 1916 werden ondergrondse tunnels gegraven met de Tourelle Bussière, die 220 meter lang waren. Deze tunnels waren zeer belangrijk. Er werden nog meer tunnels onder het fort en onder de abri-caverne gegraven. In totaal lag er 1040 meter aan ondergrondse tunnels (travaux 17).
In 1918 werden rondom het fort een aantal Pamart-kazematten gebouwd (een stalen kazemat voor twee machinegeweren). Ook zij waren door onderaardse tunnels met het fort verbonden.

Na ons avontuur in Fort Souville gaan we terug naar Romagne, onderweg komen we langs de Abri-Caverne de Douaumont (Abri 320) we stoppen om hier ook een kijkje te nemen.

Abri-Caverne de Douaumont (Abri 320)

Bouw en beschrijving
Abri-Caverne de Douaumont, beter bekend als Abri 320, en door de Duitsers M-Raum 372 genoemd, werd gebouwd tussen 1889 en 1894. Het is gebouwd uit metselwerk, en ligt ongeveer 8 meter diep in helling van de heuvel waar hij op ligt. Deze Abri-Caverne is één van de vier Abri-Cavernes in de omgeving van Verdun. De overige zijn: Abri-Caverne des Quatre Cheminées, Abri-Caverne de Choisel en Abri-Caverne de Souville (overigens is laatstgenoemde niet in dezelfde stijl gebouwd).
Over een afstand van 30 meter zijn twee ingangen en twee schoorstenen. Er was ruimte voor 300 man zittend, en hij was bestemd voor Franse reserves. Om het bouwwerk lagen prikkeldraadversperringen en loopgraven.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog

Gedurende de sterke opmars van de Duitsers op de warme dag 23 juni 1916, kon een kleine eenheid van het Beierse Reserve-Jäger-Bataljon 2 de Abri-Caverne bereiken. Het lag in die tijd boven de spoorlijn die uit de omgeving van Vaux kwam. Het bouwwerk was omgeven door veel bomkraters. De eenheid kon ongestoord en zonder verliezen het werk bereiken en innemen. Voordat de eenheid aankwam was het bouwwerk onder vuur genomen met 42-cm-projectielen. Maar doordat het werk slecht te zien was, werd er bijna niets geraakt. Nadat ze de Abri-Caverne hadden bereikt, wierpen de Duitse soldaten handgranaten door de twee schoorstenen naar binnen. In de ruimte verschuilden zich inmiddels wel duizend man, die daar verstikten omdat de ruimte van de buitenlucht werd afgesneden, doordat de ingangen en de schoorstenen door het artillerievuur half waren ingestort.
Gedurende de Duitse bezetting was de Abri-Caverne, die in de tijd benauwd en verstikkend was, vooral een hospitaal en onderkomen voor de bij Fleury/Thiaumont gestationeerde bataljons. Het lag in die tijd slechts 500 meter achter de voorste linies.

Op 24 oktober 1916 was het een onderkomen voor de bataljonsstaf, een pionierscommando en dertig zwaargewonden. Door tentdoeken werden de gewelven ingedeeld in commandoposten en hospitalen. In de buurt van de trappen lagen onder andere de reserves. Van onderen waren de beide ingangen (net als vandaag de dag overigens) slechts nog te herkennen als kleine, ronde gaten. Deze gaten lagen continu onder Frans artillerievuur. Veel werk werd gedaan om de beide ingangen vrij te houden van aarde. Meestal gleed men de twintig tot dertig traptreden af als men af wilde dalen in de slechts met kaarslicht verlichte gewelven. De gewonden lagen in stapelbedden met zijn drieën boven elkaar. Het rook binnen enorm naar stof en chloor. Aan de oostkant van de gewelven was nog een luchtinlaat, die ook als uitkijkpost diende. Men kon binnen maar met moeite verstaan wat men zei.

Op 24 oktober 1916 stortten beiden ingangen door het Franse artillerievuur in. Laat in de namiddag kon het pionierscommando de westlijke ingang weer vrijmaken, maar daarna was er een vreselijke explosie: stenen, aarde en twee bakken met uitwerpselen die op de traptreden stonden, stortten met trap en al naar beneden in de gewelven. Er achteraan vloeide een dikke, zwarte massa. Stof en de geur van zwavel verspreidde zich in de benauwde ruimte. Er brak paniek uit, maar de brand die ontstond kon nog enigszins ingedamd worden. Intussen was de Abri-Caverne alweer bereikt door de Fransen en deze namen hem weer in.
Vandaag
Vandaag de dag ligt de Abri-Caverne 320 recht tegenover het Ossuaire, en is vanaf daar ook aangegeven. De twee schoorstenen zijn dan ook nog altijd te zien. Het terrein is vrij te bezoeken en op het terrein is een informatiebord geplaatst.

We stappen weer in de auto en gaan nu echt terug naar Romagne sous Montfaucon. De oude mannen zijn op voor vandaag. We besluiten om langs Jean Paul te gaan, om daar een heerlijk koud biertje op zijn terras te drinken. Het is een gezellig weerzien. De kleine langharige, bebaarde man verteld weer enthousiast.

Na de nodige biertjes en de mooie verhalen van JP gaan we terug naar La Gabriëlle, omdat onze magen in opstand komen. Dat betekent dat René onze BBQ pyromaan gelijk aan de slag moet om zijn kacheltje op te stoken. Ik ga aan de gang met het nodige gezonde knaagvoer want we moeten ook aan de vitamientjes denken. Het is een gezellige boel en de nodige onzin komt weer over tafel.

Dag3

Het is zondag ochtend 07.00 uur als ik op mijn horloge kijk, mijn hersens beginnen langzaam op gang te komen, wat een rust hier, het is zo stil buiten. De eerste zonnestralen komen door de spleet van het gordijn naar binnen. Ik lig nog even na te genieten van de rust om mij heen. Henk en René zijn nog in diepe slaap. Ik besluit om op te staan en ga toilet maken en douchen. Inmiddels is Henk ook wakker en zit aan de grote tafel na te suffen. We beseffen dat het vandaag de laatste dag is en dat we van middag weer richting huis gaan. Na een vrolijk morguh komt Herman ook zijn slaapkamer uit en staat zijn lichaam in proporties te strekken. Die vertoning maakt bij ons de lachspieren weer op gang. René is inmiddels ook weer bij de mensen, en we maken ons klaar om te gaan ontbijten. Rob en Kees zitten al in het zonnetje op ons te wachten. Roland heeft weer een heerlijke ontbijt tafel gedekt. Tijdens het eten bespreken we wat we vandaag gaan doen. We zijn klaar met eten en gaan onze spullen klaar maken voor vertrek. We nemen afscheid van Roland en Beatrice en beloven dat we volgend jaar weer terug komen.

Als eerste gaan we zoals we ieder jaar doen na het overlijden van Bas ( zie in memoriam op de site) onze vriend en broer herdenken en dat gaat altijd gepaard met de nodige emoties en ingetogenheid.  Maar ook komen de mooie verhalen los over Bas en zijn grappen want daar hield hij van, Bas was een mooi mens en we missen hem.

We besluiten om nog wat brocantes te gaan bezoeken. Eerst naar Lion devant Dun en daarna na Montmedy.

Tot volgend Jaar!