Reisverslag 2011
Reisverslag 2011

Reisverslag 2011

Reisverslag Verdun  17-06-2011
Dag 1

Onze jaarlijkse reis naar Verdun is weer aangebroken. Een reis waar we het hele jaar naar uitkijken. We gaan dit jaar weer met z’n vieren, alleen Henk die de andere jaren altijd mee ging kan door omstandigheden dit keer niet mee. Daar voor in de plaats gaat de broer van Rene, Dick mee. Dick moet al jaren de wilde verhalen van zijn broer aan horen en toen de kans zich voordeed ging hij graag mee met de oude mannen. Deze keer noemen we de reis (een meter bier). Waarom?
Tja, daar zal ik maar niet te veel over uit wijden. We beginnen de reis zoals altijd, Herman komt mij ophalen om 1 uur nachts en rijden dan naar Spijkenisse om Rene en Dick op te halen, en beginnen aan de reis naar Verdun. Na twee uur even voorbij Brussel besluiten we even een pauze in te lassen om wat koffie en broodjes tot ons te nemen. En komen er al snel achter dat broer Dick last heeft van twee lintwormen die in ploegen dienst werken. God wat kan die man alles snel weg stouwen! Zelf onze kiloknaller Herman stond er met open mond naar te kijken. Na het roken van wat sigaren hervatten we de reis. We rijden richting Namen dan Bertrix ( België ), daar stoppen we weer, bij een bijzondere begraafplaats.
dscn1853
Van links naar rechts Rene, Dick en Herman
verdun_2011__001
Van links naar rechts Dick, Ronald en Herman
Op deze begraafplaats liggen zowel Franse en Duits soldaten begraven. De gesneuvelden van de gevechten op 22 augustus 1914, in de buurt van Bertrix, werden tussen 1916 en 1917 op het “Heidefriedhof” en “Waldfriedhof” begraven. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het “Waldfriedhof”opgeheven, deze gesneuvelden werden herbegraven op het “Heidefriedhof”. Er zijn hier in totaal 518 graven, waarvan 254 Duitse en 264 Franse.
dscn1870
We rijden door naar Sedan om daar de grootste Duitse begraafplaats in Frankrijk Noyers-Pont-Maugis aan Dick te laten zien. We zijn hier vorig jaar geweest (kijk naar reisverslag 2010).
We gaan weer verder en rijden richting  Montmédy Om daar een fort van de Maginot Linie te bekijken. Fort La Ferté is één van twee kleine forten in de sector Montmédy. Het is te vinden aan de N43. Deze weg loopt van Sedan naar Montmédy (25km ten zuiden van Sedan). Neem de D52 zuidelijk uit Blagny, ga door het dorpje Villy, ten zuiden hiervan vind men het fort. Komende vanuit het zuiden, Verdun, Stenay, neem vanauit Stenay de tweede rotonde de D13 op richting Villers-Devant-Orval. Na ongeveer 10 kilometer nadert u de splitsing rechts naar La Ferté, maar ga linksaf (u ziet reeds een kazemat van het complex liggen als richtpunt). In mei 1940 werd het fort bemand door 107 manschappen en onderofficieren, aangevoerd door drie officieren van het 155e Régiment d’Infanterie de Fortresse en het 169e Régiment d’Artillerie. La Ferté had een observatiekoepel voor artilleriewaarneming, vandaar de artilleristen, die geen deel uitmaakten van de bevelvoering. Het was een zwakke verdediging in de Maginot Linie die in de tweede fase was gebouwd. De zwakke verdediging moest geen probleem opleveren. Bij een eventuele aanval door Duitsland via de Ardennen, zouden de Fransen België binnenvallen en de Duitse aanval tegenhouden. Toen het eenmaal zo ver kwam braken de Duitsers helaas al snel bij Sedan door het Franse vooruitgeschoven front op 14 mei 1940. Al vlot stond de Duitse 71ste Infanterie Division aan de linkerflank van de Linie bij La Ferté.
LF01
Om het Duitse front breder uit te laten waaieren was de inname van deze versterking essentieel. Vanaf de 15de mei werd de druk opgevoerd, met name rond het dorp Villy. Op 17 mei kregen twee kazematten de opdracht deze op te geven. Door onjuiste informatie saboteerden de bemanningen hun kanon en trokken voortijdig terug. De volgende dag werd Villy ingenomen. Het VIIe Armeekorps bracht op 18 mei haar artillerie in stelling om ‘Panzerwerk 505’, Fort La Ferté, op de korrel te nemen. Met 88mm Flak geschut en 210mm mortieren werd de omgeving en de koepels beschoten. Met name Blok 2 kreeg het zwaar te verduren. In de GFM koepel vonden drie Franse soldaten de dood toen deze getroffen werd. Tijdens een tegenaanval gingen drie Franse tanks verloren, waaronder één door eigen vuur, omdat men dacht te maken te hebben met een Duitse panservoertuig. Duitse genisten plaatsten springladingen op drie van de vier koepels op Blok 2, waaronder de AM koepel die compleet uit haar geleiding werd gelicht (tegenwoordig licht de koepel er nog steeds zo bij). De bemanning van Blok 2 besloot zich terug te trekken in Blok 1. In de tunnel tussen de twee blokken wachtten de mannen op hun bevel. De lucht was ontzettend verontreinigd en giftig door de beschieting en de branden, het ventilatiesysteem kon het niet verwerken. Op 19 mei, rond 05.00 uur werd het stil vanuit La Ferté.
ferte05
Alle mannen waren omgekomen door de schadelijke gassen. Pas op 8 juni werden de stoffelijke resten geborgen van 87 mannen die in een massagraf werden bijgezet die na de oorlog werden herbegraven. In 1973 werden in een graf nabij Blok 2 nog eens 17 onfortuinlijke gevonden, waaronder de commandant, luitenant Maurice Bourguignon. De Duitse commandant van Stosstrupp Germer, Oberleutnant Alfred Germer, die met zijn genisten de koepels uitschakelden, kreeg het Ridderkruis. Tegenwoordig is een rondgang mogelijk die begint in Blok 1 waar een klein museum in is gevestigd. Via de verbindingcorridor, waar de meeste mannen omkwamen, gaat men dan naar Blok 2. Als men de bovenbouw heeft gezien gaat men naar een kleine begraafplaats. Hier liggen enkele van de Franse manschappen begraven. In de winter is het gesloten, maar wel beschikbaar voor groepen. In april en oktober is het alleen op zondag open. In juli en augustus is het dagelijks geopend van 13.30 uur tot 17.00 uur en in mei, juni en september alleen op zaterdag en zondag. Klik hier
Het is inmiddels een uur of acht in de morgen en we besluiten naar Romagne sous Montfaucon te rijden, we logeren weer bij Roland en Beatrice van La Gabrielle. Daar aangekomen worden we door Beatrice verwelkomt en ze vraagt of we koffie willen, nou dat gaat er wel in na zo’n lange reis. We praten wat bij want het is immers weer een jaar geleden dat we elkaar gesproken hebben. Ze verteld dat Roland ook onderweg van uit Nederland is en dat hij ons vanmiddag zal verwelkomen. Na een uurtje gezelligheid besluiten we eerst naar Verdun te rijden om daar proviand in te kopen, we gaan in de avond weer bbq’en dus op naar Leclerc. Daar aan gekomen laden we de boodschappenkar weer lekker vol want de drie broers komen morgen ook weer, en aangezien dat die wel wat lusten en we de broer van Rene Dick (jullie weten wel die van de lintwormen) bij ons hebben en natuurlijk onze kiloknaller Herman niet te vergeten slaan we genoeg te eten in. Met de auto afgeladen rijden we terug naar Romagne om daar de boel in de koelkast te stouwen.
Verdun_2011_ 031
We hervatten onze speurtocht en rijden richting Lissey om daar de Duitse begraafplaats te bezoeken. Daar aangekomen zien we dat de kruizen in cirkels staan opgesteld wat een bijzondere sfeer uitstraalt.
De geschiedenis van de Duitse erebegraafplaatsen is door de ‘Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge ’ als volgt omschreven:
Na 4 jaar was de oorlog in november 1918 ten einde.
Toen na het einde van de wapenstilstand de Duitse troepen uit België en Frankrijk naar huis terugkeerden, lieten ze meer dan een miljoen kameraden achter; gevallen tijdens de gevechten, in het veldhospitaal of in gevangenschap gestorven. De meesten van hen lagen op grotere of kleinere soldatenkerkhoven die tijdens de strijd liefdevol door kameraden waren aangelegd. Vele gevallenen konden echter niet geborgen worden. Voor hen werd de loopgraaf, de tunnel of granaattrechter, verwoest en onder gedolven door artillerievuur, het graf.

Zij bevonden zich in een zone van 20 tot 100 km, vanaf de Kanaalkust en de Yser-monding, voorbij Ypern, de Loretto-hoogte en Arras, tussen Amiens en St.Quintin, Soissons en Reims, rondom Verdun over de kam van de Vogezen tot aan de Zwitserse grens. Een zone waarin bij het einde van de oorlog geen boom of struik meer groeide, noch amper een steen op de ander stond en de aarde door trommelvuur meermalen was omgewoeld; een maanlandschap gelijk, afgewisseld met de resten van prikkeldraad, wapens en velerlei soorten uitrustingen, scherpe munitie en blindgangers. En in het midden van deze chaos de doden – vijanden van gisteren, in de dood gelijk.

Met het einde van de oorlog ontstond voor de Franse en Belgische autoriteiten de grote opgave dit enorme slagveld weer een vredelievender bestemming te geven. Direct daarmee verbonden het bergen van de oorlogsslachtoffers.

In het verdrag van Versaille van 1919 hadden de regeringen het principe van het eeuwigdurende recht op rust voor de oorlogsdoden onderschreven en zich daarmee verplicht de doden te bergen, graven te delven en te onderhouden. Zo ontstonden Duitse en Franse begraafplaatsen, waar niet alleen de gevallenen van de slachtvelden werden bijgezet, maar ook die van de kleinere te ruimen begraafplaatsen achter de linies. Bij deze actie in het begin van de twintiger jaren werden zonder onderscheid door de toenmalige autoriteiten bij het herbegraven de bij naam bekende doden in aparte graven begraven. De anderen waarvan geen naam of ander herkenningteken bekend was of waar de inscriptie op de oude grafsteen niet meer leesbaar was, vonden een laatste rustplaats in een gemeenschappelijk graf, ook wel ‘Kameradengrab ’ genoemd.
Ondanks economisch moeilijke omstandigheden hebben de Franse autoriteiten de bij het verdrag van Versaille aangegane verplichting ook tegenover de Duitse doden vervuld.

De begraafplaatsen werden met eenvoudige middelen provisorisch ingericht, de graven kregen houten kruisen met een kleine metaalplaat waarop naam, rang, onderdeel, sterfdatum en grafnummer ingeponst waren.

Pas in 1927 kreeg de Duitse regering toestemming om zelf iets voor de begraafplaatsen te doen. Tot dan toe had de ‘Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge ’ die in overleg met de regering deze opgave op zich had genomen, zich moeten beperken tot het verzamelen van informatie over de doden en het leggen van bloemen bij de graven. Nu kreeg het merendeel van de 200 Duitse begraafplaatsen een afrastering, beplanting met bomen en een ingang van stenen pijlers met een ingebouwde bronzen kast met namenlijst en een smeedijzeren hek.

Na de 2e Wereldoorlog werd het onderhoud aan de Duitse begraafplaatsen van de 1e Wereldoorlog wederom verzorgd door de Franse autoriteiten. De Volksbund richtte zich voornamelijk op de doden uit de 2e Wereldoorlog, die verspreid lagen over 6000 Franse gemeentes en soms binnen een gemeente verspreid over 150 plaatsen. Het zeker stellen van deze graven had voorrang.
De Duits-Franse oorlogsgravenovereenkomst van 1954 stelde de Volksbund, die door de Duitse regering was belast met de zorg voor de oorlogsgraven en daarvoor ook financieel werd ondersteund, in de gelegenheid het probleem op te lossen door het samenbrengen van de doden op 23 grotere begraafplaatsen die daardoor hun uiteindelijke vorm zouden kunnen behouden. Nu kon de Volksbund de door de 2e wereldoorlog onderbroken werkzaamheden voor de zorg voor de graven uit de 1e wereldoorlog weer opnemen. Een tweede Duits-Franse oorlogsgravenovereenkomst in 1966 zorgde voor de overdracht van de begraafplaatsen naar Duits beheer, tegelijkertijd stelde de Franse regering aan de Duitse regering de voor de begraafplaatsen benodigde grond en bodem ter beschikking.
Alle enkelgraven hebben nu een definitief grafteken uit natuursteen of uit een bestendig lichtmetaallegering. Bij de gemeenschappelijke graven werden de namen van de gevallenen, voor zover die te achterhalen waren, op aparte stenen vermeld.
Tegelijkertijd wordt een parkbeplanting aangelegd, een centraal kruis of monument opgericht en bij de grotere begraafplaatsen een ontvangstruimte met kast en console voor de namenlijsten.
Bij dit werk krijgt de Volksbund ondersteuning van de Duitse jeugd die sedert 1957 jaar na jaar onder het motto ‘verzoening over de graven, werk voor de vrede ’ in jeugdkampen de begraafplaatsen verzorgt en de mensen uit een eens vijandelijke natie ontmoet.
Aan het einde van de herstelwerkzaamheden getuigen de 192 oorlogskerkhoven uit de 1e Wereldoorlog in Frankrijk samen met die uit de 2e Wereldoorlog en de kerkhoven van de toenmalige tegenstander van een niet te overzien gedenkteken voor de vrede.
Bron: Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge
Er zijn Duitse erebegraafplaatsen in o.a.: Romagne-sous-Montfaucon; Montmedy; Aprémont; Brieulles-sur-Meuse (met 11277 Duitse soldaten!); Cheppy, Azannes (2x); Buzancy; Consenvoye; Damvillers; Dun-sur-Meuse; Epinonville; Liny-devant-Dun; Lissey; Mangiennes; Peuvillers;   Noyers-Pont-Maugis.
dscn1923 dscn1922 dscn1921 dscn1924
Na de laatste geplande Duitse begraafplaats gezien te hebben zijn we inmiddels een beetje moe geworden en besluiten om terug te rijden naar Romagne sous Montfaucon om JP te verrassen met een bezoek. Hij was blij om ons weer te zien en hebben weer een jaar bijgepraat, zo vertelde hij dat de Amerikanen van plan zijn een bezoekers centrum te bouwen bij de begraafplaats, en dat veel Amerikanen dat centrum zullen bezoeken. En uiteraard ook zijn museum daardoor druk bezocht zal worden.
dscn1932
Inmiddels van deze indrukwekkende dag hebben we honger gekregen en hebben ook trek in een alcoholische versnapering dus rijden we terug naar het Kippenhok. Aldaar aangekomen prepareert onze pyromaan Rene weer de bbq. Het is inmiddels ook een beetje gaan regenen maar dat kon de pret niet drukken en lieten ons daar door niet uit het veld slaan. Herman had de oplossing en gaf ons een paraplu en bekijk de volgende foto’s dat ging prima.
Verdun_2011_ 033 Verdun_2011_ 034
Na het eten besluiten Rene en ik nog even naar de Amerikaanse begraafplaats te lopen, ik wil daar de kruisen fotograferen van de jongens die de medal of honor voor hun heldenmoed hebben gekregen.
FREDDIE STOWERS
Korporaal Stowers, geboren in Anderson County, South Carolina, USA, onderscheidde zichzelf door buitengewoon moedig optreden op 28 september 1918, als pelotonscommandant van de C-compagnie, 371e Regiment Infanterie, 93e Infanterie Divisie.
Zijn compagnie ging voorop in de aanval op Heuvel 188, in de Champagne Marne sector in Frankrijk tijdens Wereldoorlog I.
 Een paar minuten nadat de aanval begonnen was, stopte het vijandelijke vuur en klom de vijand uit de loopgraven met de armen omhoog, alsof zij zich wilden overgeven. Deze actie van de vijand noodzaakte de Amerikanen om te stoppen met vuren en uit hun stellingen te komen. Toen de compagnie naar voren trok en ongeveer 100 meter van de vijandelijke loopgraaf was, sprong de vijand terug in de loopgraaf en begroette de compagnie van korporaal Stowers met moordend machinegeweervuur en met mortieren zodat meer dan 50% van de aanvallers werd uitgeschakeld.
 Geconfronteerd met een ongeloofelijke vijandelijke weerstand, ging korporaal Stowers in de aanval waarbij hij een uitzonderlijke moed en persoonlijke dapperheid ten toon spreidde. Tevens liet hij uitmuntend leiderschap zien dat zijn mannen inspireerde hem in de aanval te volgen.
 Met buitengewone moed en volledig voorbijgaand aan gevaar voor eigen leven bracht hij onder moordend vuur zijn ploeg kruipend naar een vijandelijk machinegeweerpost die ernstig had huisgehouden onder zijn mannen. Na een hevig gevecht werd het machinegeweer het zwijgen opgelegd en de bezetting werd gedood.
 Met grote moed en onverschrokkenheid bleef korporaal Stowers de vijand aanvallen.
Al kruipende vuurde hij zijn mannen aan om de vijand in de tweede loopgraaf aan te vallen, dit alles terwijl hij gewond was door machinegeweervuur.
 Howel dodelijk gewond, bleef korporaal Stowers aanvallen en de mannen van zijn compagnie aanvoeren. Uitendelijk overleed hij gedurende het gevecht.
 Door de uitzonderlijke moed en vertoon van dapperheid van korporaal Stowers bleef zijn eenheid, hoewel zij veruit in de minderheid waren, de vijand bestoken hierdoor een bijdrage leverend aan de verovering van heuvel 188. Door hun optreden werd de vijand een gevoelig verlies toegebracht.
De dapperheid van korporaal Stowers in het gezicht van de vijand, zijn buitengewone moed en uitzonderlijke toewijding aan zijn manschappen gingen veruit boven wat van hem verwacht mocht worden bij de uitvoering van zijn taak volgens de beste militaire tradities en verschaffen hem de eer van het Amerikaanse Leger.
De Medal of Honour werd aan de overlevende zusters van korporaal Stowers overhandigd tijdens een plechtigheid op het Witte Huis op 24 april 1991.
dscn1944
Frank_Luke_Jr
Frank Luke Jr
 Frank Luke Jr (1897-1918) was America’s second highest scoring air ace during World War One. His tally of 18 victories – comprised mainly of observation balloons – was second only to Eddie Rickenbacker’s total of 26.
Luke was born in Phoenix, Arizona to German immigrant parents on 19 May 1897. With the U.S. declaration of war against Germany Luke promptly enlisted with the U.S. Air Service, travelling from the mining town of Globe, Arizona to Tucson. From there he was sent to Austin, Texas and onto to Rockwell, California for pilot training.
Emerging from his period of training as a qualified fighter pilot Luke received a commission as Second Lieutenant in March 1918 and was posted to Issoudun in France for further combat training.
His latest round of training over Luke operated initially as a ferry pilot before, on 26 July 1918, he was attached to 27 Aero Squadron. Preferring to fly solo from the very first Luke only escaped a court martial after returning from an unauthorised flying bout when his commanding officer, Harold Hartney, believed Luke’s story of having downed a German aircraft. The success was not however regarded as a confirmed ‘kill’, it not having been independently witnessed.
Given to much self-promotion – Luke often claimed to have brought down enemy aircraft while flying solo – he was not particularly well-liked among his fellow pilots, although he did strike up a friendship with fellow loner Joseph Wehner. When not flying alone Luke would sometimes fly in tandem with Wehner.
Having heard repeated stories regarding the difficulties in bring down enemy observation balloons – these were heavily defended by machine gun and anti-aircraft fire as well as by enemy aircraft – Luke resolved to take up the challenge of downing as many as possible in the shortest time.
To this end Luke shot down 18 enemy balloons and aircraft in just 17 days (14 of the former, 4 of the latter) starting on 12 October 1918. Wehner occasionally flew above him to afford him cover (although Wehner was killed in action on 18 September 1918). During this extraordinary run of success Luke’s aircraft was often so damaged that it had to be replaced at the start of each fresh mission.
Returning from a few day’s holiday rest in Paris after Wehner’s death, Luke resolved to down ever more enemy balloons, in part to avenge his friend’s demise. He requested that he be assigned a special ‘balloon busting’ role, and that he be accompanied by covering pilots above him to give him cover, as Wehner had done earlier.
Denied his request Luke once again chose to fly solo, an unauthorised decision which resulted in his arrest. Escaping from detention in his tent on 29 September he took up his SPAD 13 aircraft en route for enemy lines. Landing near Verdun Luke chanced to bump into his commanding officer Hartney.
Before Hartney was able to take action however Luke took off once again, dropping a note to the ground to the effect that Hartney should watch out for three German observation balloons along the Meuse.
Luke fired upon each balloon and brought all three down, an action which brought no fewer than eight German Fokker aircraft upon his heels. Having in turn shot down two of these aircraft Luke was forced to land behind enemy lines near Murvaux. Refusing to be taken prisoner he shot and killed several German infantrymen advancing to ensure his capture and was himself killed during the action.
For his actions of 29 September 1918 Luke was posthumously awarded the U.S. Congressional Medal of Honor as well as numerous international awards.
dscn1946
CPLRoberts
 Corporal Harold W. Roberts
Harold W. Roberts, son of John and Elfreda Roberts, was born October 14, 1895, in San Francisco, California. He was a small man, slight in stature but was a very energetic person filled with zest for living and an active imagination. While still a boy, his family lived through the great earthquake of 1906 and his mother died two years later.
After graduation from the Wilmerding School in San Francisco, he took a short trip through Mexico. He then enrolled at the University of California at Berkeley. On October 14, 1916, while attending the university, war started in Europe. Roberts anxious to do his part enlisted in the Army at Fort McDowell located on Angel Island in San Francisco Bay. After basic training at Fort McDowell on Angel Island, he was assigned to the Cavalry and sent to the Philippines.
 Returning, his next assignment was Camp Fremont, near Palo Alto, California, a few miles south of San Francisco.
 Wanting to see action, Roberts requested transfer to the Tank Corps and was accepted. He was sent to France and assigned to Company A, 344th Light Tank Battalion. Initially, the 344th was assigned to the 1st Division of the 304th Tank Brigade, commanded by Lieutenant-Colonel George S. Patton, Jr.
 45 two-man tanks were assigned to the Battalion only two weeks before their initial action. The tanks were the popular French Renault, weighing slightly over 7 tons and with a top speed of 7 miles an hour. Armament consisted of either a 37 mm cannon or a .30 caliber machine gun.
 Roberts was well liked by his comrades and developed well as a tank driver.
 In an interview with Sergeant Virgil Morgan, the gunner whose life Roberts saved, Sergeant Morgan said, “Bob, as we called him, came to our company last summer and almost at once he was liked by everybody. By his good work he soon was promoted to Corporal. There never proved to be a better soldier.”
On October 4, 1918, shortly after his promotion, his company was engaged in a fierce battle in the Montrebeau Woods, which was part of the famous St. Mihel and Meuse-Argonne Offensives. His company was advancing under heavy enemy artillery fire. Advancing about a mile, Sergeant Morgan and Corporal Roberts saw a disabled tank with a soldier crouched by it. As Roberts stopped his tank, the soldier crawled toward them, open the door and asked for help. They said they could not help at the moment but would return after the battle and render aid and drove off into the heart of the German artillery barrage.
Ahead lay a large mass of bushes that they thought was a machine gun nest and drove the tank into it. In an instant, they found themselves overturned. Recovering from the shock they learned the tank had fallen into a tank trap with approximately 10 feet of water in it. The tank had only one doorway and with the water rushing in Roberts said to Morgan,”Well, only one of us can get out, and out you go,” and with this he pushed Sergeant Morgan from the tank. Morgan tried to assist Roberts, but with the heavy gunfire around the area, was unable to do so. After the machine gunfire ceased, Sergeant Morgan returned but found Roberts dead.
 When the battle stopped, Roberts’ body was recovered from his tank. One of the personal effects found on him was a photo of his dog”Frisky.”
 The Battalion Commander, Sereno Elmer Brett, recommended Corporal Roberts for the Medal of Honor. The posthumously-awarded Medal was given to his father, John A. Roberts, who died four years later. Roberts was the second tanker to be awarded the Congressional Medal of Honor. In addition to the Medal of Honor, he was also awarded the French Croix de Guerre with Palms, The French Military Medal, and the Italian War Cross. Corporal Roberts is buried in the Meuse-Argonne American Cemetery in Romagne, France, near where he died.
 When Camp Nacimiento was renamed Camp Roberts by General Order No. 1, War Department, on January 10, 1941, it was the only Army Installation to be named for an enlisted man.
 Corporal Roberts, a tank driver, was moving his tank into a clump of bushes to afford protection to another tank which had become disabled. The tank slid into a shell hole, 10 feet deep, filled with water, and was immediately submerged. Knowing that only 1 of the 2 men in the tank could escape, Cpl. Roberts said to the gunner, “Well, only one of us can get out, and out you go,” whereupon he pushed his companion through the back door of the tank and was himself drowned.
dscn1948
William Sawelson
 William Sawelson
World War I Congressional Medal of Honor Recipient. Sawelson served as a Sergeant, United States Army, Company M, 312th Infantry, 78th Division. He was awarded his medal posthumously for service At Grand-Pre, France, on October 26, 1918. His citation reads-Hearing a wounded man in a shell hole some distance away calling for water, Sgt. Sawelson, upon his own initiative, left shelter and crawled through heavy machinegun fire to where the man lay, giving him what water he had in his canteen. He then went back to his own shell hole, obtained more water, and was returning to the wounded man when he was killed by a machinegun bullet.
We lopen weer terug naar La Gabrielle, we zijn nu toch wel aardig aan het einde van onze krachten, aangekomen bij het Kippenhok zijn Herman en Dick ook nog bij de mensen. We kletsen nog wat en kruipen dan onder de wol.
 Dag 2
dscn1958
Een nieuwe dag begint. We zijn vroeg uit de veren en weer lekker uitgerust en gaan op weg naar Verdun om daar ons te goed te doen aan een heerlijk petit dejeuner. Onze kiloknaller en Mr lintworm eten hun buikje lekker rond zodat we het eerste uur geen gezeur over eten hebben. We slaan wel gelijk pain du stok in voor de middag. We rijden in de richting van  Saint Rémy La Colonne om de vindplaats te zoeken van de schrijver Alain-Fournier (zie ook reisverslag 2010) Onder weg komen we allerlei grafstenen tegen.
Uiteindelijk arriveren wij bij de plek waar  Alain-Fournier in 1991 na een veertien jarige zoektocht is gevonden. Fournier stamde uit een onderwijzersgezin en kreeg les van zijn vader in het dorpsschooltje van Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zijn plan om zeeman te worden ging niet in vervulling en ook in het onderwijs raakte hij, bij gebrek aan diploma, niet aan de slag. Als 18-jarige schoot hij in vuur en vlam voor de mooie Yvonne Quiévrecourt die hem echter afwees. Die ervaring zou hem zijn verdere leven blijven obsederen en werd de basis voor zijn boek  Le Grand Meaulnes (1913), waarin hij een droom- en kinderwereld oproept die definitief verloren zijn. Het is een monument in de Franse literatuur en één van de weinig succesvolle boeken binnen de stroming van het symbolisme. Het boek werd als een meesterwerk onthaald en miste op een haar na de prestigieuze  Prix Goncourt. In 2006 werd het boek verfilmd door  Jean-Daniel Verhaeghe.  Afgezien van een aantal gedichten, essays en verhalen, die werden verzameld in de postuum verschenen bundel Miracles (1924), was dit het enige werk dat hij zou voltooien. Opgeroepen als luitenant van het 288ste infanterieregiment, stierf Alain-Fournier tijdens één van de eerste gevechten van de Eerste Wereldoorlog nabij Verdun. Hij verdween in een massagraf.
We gaan weer verder! Vanaf  Saint Rémy La Colonne rijden we door naar Les  Eparges, hier zijn we we ook al een aantal keren geweest maar Dick wil het ook graag zien. Dus op naar de grote kraters.
verdun_2011__048
Na een kort bezoek aan Les Eparges rijden we door richting Duzey om daar de stellingen van de Lange Max kanonnen op te zoeken. Duzey hebben we zo’n 9 jaar geleden bezocht. ( zie verslag 2002 ) Toen was het nog aardig ongerept. Nu was het voor de slagveldtoerist toegankelijker gemaakt.
009_07012_10013_11
foto boven genomen in 2002
Hier boven een paar foto’s van zakken cement die gebruikt werden voor versteviging van de loopgraven. De cement werd in jutezakjes geschept, de jutte is inmiddels vergaan maar de vorm van de zakjes is nog goed te zien in de hard geworden cement.
De batterij van Duzey
In het bos van Warphémont hebben de Duitsers drie opstellingen gemaakt voor een 380 mm  kanon “grote Max”. Eén van deze opstellingen ligt in de buurt van Duzey. Het kanon vuurde op het front bij Verdun en de stad zelf. U kunt de opstelling bekijken alsmede de munitieopslagplaatsen
Ligging tussen Longuyon en Etain (N18) ten noordwesten van Spincourt bij Duzey
Bij ieder schot ontstond een steekvlam van ongeveer 15 meter lang, het geluid van het schot daverde kilometers in de omtrek. Om het voor de vijand moeilijker te maken de juiste opstelling van het geschut te vinden, deden de Duitsers er alles aan om het te camoufleren. Oefengranaten (losse schoten) werden afgevuurd als het mistig was. Het geluid, de mondingsvlam en de rook waren precies zo als die van “Max”.
Om de geallieerde piloten te misleiden, was het beton van de opstelling groen geverfd en een camouflagenet onttrok het kanon aan waarnemingen uit de lucht. Het net, op rails bevestigd, werd over de geschutsopstelling getrokken als er niet meer geschoten werd. Om de opstelling te verbergen werd er gebruik gemaakt van netten waarin takken en bladeren werden gestopt. Zodoende werd er optimaal gebruik gemaakt van de camouflage van het bos dat er nu nog hetzelfde uitziet als in 1916.
Twee ondergrondse schuilplaatsen en 2 evenwijdig lopende tunnels completeren de opstelling. De tunnels waren 80 meter lang en huisvestten de werkplaatsen waar de kruitladingen voor het kanon werden samengesteld. Er werden speciaal gevormde granaten gebruikt. De dracht van het kanon hing af van de kruitlading die gebruikt werd. De lading werd in een koperen granaathuls geplaatst. Een lading van 120 kg. kruit gaf een dracht van ongeveer 25 km. (voor doelen in Verdun en de forten rondom Verdun). Met 183 kg. (!) kruit had het kanon een dracht van meer dan 35 km. Hiermee konden doelen in de achterste linies van de Fransen worden bestookt.
max
Van Tommy, mijn forumvriend kreeg ik de tip over nog twee van deze Lange Max plaatsen, die er nog geheel ongerept bij liggen. Dus wij op weg naar Muzerey. Na de aanwijzingen van Tommy te hebben opgevolgd kunnen wij niets vinden. We hebben ons rot gezocht. Het zal wel de vermoeidheid zijn geweest die parten ging spelen. Na teleurstelling en gevloek besluiten we er mee te stoppen en terug te gaan naar Romagne om daar de bbq te gaan voorbereiden. De drie broers komen vanavond aan en die zullen wel honger en dorst hebben. Maar we besluiten wel om de volgende morgen terug gaan. Aangekomen bij La Gabrielle gaat Rene onze bbq pyromaan gelijk aan de slag zodat als de drie broers aan komen we gelijk kunnen eten. Ik schenk wat te drinken in en duik gelijk in de papieren om te kijken waar het vanmiddag mis is gegaan met het zoeken naar het Lange Max affuit en kom tot de conclusie dat we in het juiste stuk bos aan het zoeken waren. Rene kijkt ook even mee en komt tot dezelfde conclusie. Morgen moet het ons zeker lukken om het affuit te vinden. We horen een auto aankomen en ja hoor daar komt het gajes (ga – jes («Hebreeuws) het -woord Bargoens mensen, volk; slecht volk )  We begroeten Bas, Cees en Rob en gelijk begroeten zij ons met een vette scheet. Het was gelijk dikke pret. Jullie weten nog wel dat de drie broers de zelfde genetische afwijking hebben, zij kunnen op commando scheten laten. Rob heeft weer zijn zelf gemaakte voortreffelijke saté meegenomen en dat wordt met gejuich ontvangen. De saté van Rob is inmiddels een vast gebruik geworden. En bij het eten ervan is het aan te raden om je broekspijpen dicht te binden anders slaan de vlammen er uit. En je moet geen last hebben van aambeien anders heb je de dag erop een probleem. Inmiddels vloeit de alcohol rijkelijk en wordt het steeds gezelliger. Roland is inmiddels ook bij ons aan geschoven en heeft een fles zelf gestookte Mirabellen jenever bij zich. De jenever bevat een onbekende hoeveelheid alcohol dus voorzichtigheid is geboden bij het drinken daar van. De tongen worden steeds losser en de moppen en sterke verhalen vloeien rijkelijk. Al met al is het een avond om nooit te vergeten en gaat door tot in de late uurtjes.

Dag 3

verdun_2011__071 verdun_2011__069

De laatste dag is weer aangebroken, lekker geslapen, wat wil je na de medicinale zelf gestookte drankjes van Roland. We maken toilet en gaan dan lekker ontbijten bij Roland. De drie broers liggen nog op een oor, nog lichtelijk verdooft door de Mirabellen shit. Na een tijdje verschijnen ze toch ter tonele en schuiven bij ons aan. We praten nog wat na over gisteravond en al snel volgen de eerste lachsalvo’s en winden weer. Na het ontbijt pakken we de auto weer in want we gaan vanmiddag weer richting Nederland maar zo ver is het nog niet. We gaan eerst terug naar Muzerey om weer op zoek te gaan naar de Duitse lange Max opstelling bij Muzerey.  Rondom Verdun lagen drie 380 mm kanonnen, die “lange Max” als bijnaam droegen. Deze marinekanonnen vuurden vanaf in beton uitgebouwde stellingen. Deze geschutstelling nabij Muzeray werd, net als die bij Sorel, in februari 1915 gereedgemaakt. Het geschut werd echter nog tijdens de oorlog, in 1918, gedemonteerd. Ook werden toen delen van de stelling opgeblazen, vermoedelijk door de Duitsers zelf, om het geheel onklaar te maken. De stelling is bouwtechnisch niet gelijk aan de Lange Max-stellingen bij Duzey en Sorel. Het is wat kleiner, en minder uitgebreid, uitgebouwd. Behalve het emplacement van het kanon en een onderaardse ruimte is er rondom geen betonbouw te vinden. De stelling ligt nu vergeten en overwoekerd in een bos en is wat dat betreft een tegenstelling tot de batterij van Duzey,   die toegankelijk gemaakt werd voor toeristen.
(bron; Tommy)
dscn2069
Terug gekomen bij het bos waar we gisteren hebben gezocht lopen we nu de andere kant het bos in na zo’n 25 meter zien we ineens beton en vinden het affuit. Een gejuich klinkt. We zijn er gisteren vlak lang gelopen, wat een uilskuikens!!
We hebben nog een tijdje rondgekeken bij het affuit en besluiten van  Muzerey naar kamp Marguerre te rijden om daar te kijken hoe het kamp er bij staat. Ook hier zij we in 2002 geweest. Het Kamp Marguerre, ook wel genoemd Kamp Bismarck, Dorp van de Kronprinz, of het Kamp van de Kaiser, is gebouwd in 1915 onder leiding van de Duitse commandant Hans Marguerre van het speciale departement  ‘Beton Fabrik’ van het 5de leger.  Het kamp had vooral een taak om de legers aan het front te ondersteunen met materialen (waaronder beton) en een goed communicatienetwerk en diende eveneens voor de ontvangst van de nieuwe troepen. Ook fungeerde het kamp als rustplaats voor de troepen aan het front. Het hoofddoel van het kamp was echter de ‘BeFa’ die verschillende experimenten en testen uitvoerden om de kwaliteit van het beton te verbeteren. Er werd geëxperimenteerd met nieuwe bouwmethoden en bouwstijlen, alles in beton. Zo werden nieuwe bunkers ontwikkeld en gevarieerde onderkomens voor de manschappen. Het kamp specialiseerde zich in de snelle aanvoer van beton voor de troepen. Kamp Marguerre is een volledig uit beton opgetrokken kamp met schilderingen die het behang vervangen, met inlegwerk van kiezelstenen en andere kunstzinnige uitingen. Niet alles is meer zichtbaar omdat het kamp in de 2  wereldoorlog werd gebruikt door de Franse ondergrondse, al het hout werd opgestookt en bijzondere ornamenten werden vernietigd. Er is een duidelijke bewegwijzering en het kamp is vrij toegankelijk.  Het kamp ligt in de bossen van Loison,  ten zuidoosten van Billy-sous-Mangiennes.
Het is inmiddels weer tijd geworden om richting huis te gaan. De drie broers blijven nog een dag, maar voor ons zit het er weer op. We nemen afscheid en spreken af dat we volgend jaar weer richting Verdun gaan.
dscn2049 dscn2048

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *