Reisverslag Verdun 04-06-2010
Achter de Duitse begraafplaats ligt de Franse begraafplaats. Hier liggen ongeveer 4632 soldaten begraven waarvan 62 Britten.
Vanaf Noyers-Pont-Maugis gaan we richting Romagne sous Montfaucon om onze spullen in ons appartement bij Roland te brengen. Beatrice was er niet, die was op familie bezoek in Nederland. Vorig jaar was Roland tijdens ons verblijf in Nederland, dus we hebben wat bij te kletsen. Daarna gaan we naar Verdun om proviand in te slaan we gaan immers twee avonden barbecueën. Dus op naar de Leclerc. We laden een kar vol met vlees en andere etenswaren voor een bbq. We moeten genoeg mee nemen want Bas en zijn broers komen dit jaar ook weer ( zie verslag2009) dat wordt weer lachen met dat stel, ze lijden namelijk aan de zelfde kwaal, gastritis en kunnen dat op commando. We laden het spul in de auto en gaan weer richting van Romagne om het vlees daar in de koelkast te leggen. Het is inmiddels 12 uur geweest en Herman wil eerst eten voordat we de dag voort zetten. Na het eten van de bekende pain du stok gaan we naar Châtel-Chéhéry om de Sergeant York Trail te wandelen. Sergeant Alvin C. York die in zijn eentje 132 Duitsers krijgsgevangen nam op 8 oktober 1918 bij Châtel-Chéhéry. Wij denken dat het verhaal van de sergeant wat overdreven is, maar dat de Amerikanen een held nodig hadden voor propaganda. We wandelen de route en vinden het een beetje tegen vallen, maar het was mooi weer, ongeveer 31 graden, en het is fijn vertoeven in het Argonne bos.
Jullie begrijpen wel dat we vreselijk gelachen hebben na het zien van het bordeel, maar waren tegelijker tijd ook wel een beetje teleurgesteld. Na nog een tijd bij JP vertoeft te hebben gaan we terug naar Roland om te gaan bbq’n. We hebben immers honger gekregen na ons bezoek aan het bordeel. Maar voordat het zover was moest onze pyromaan Rene de bbq nog in elkaar flansen, en dat ging met het nodige commentaar van ons, de beste stuurlui staan aan wal! Maar na een tijdje kunnen we toch gaan bakken en het smaakte ons goed. Na nog wat nagepraat te hebben zijn we maar naar ons bedje gegaan om weer met frisse moed aan dag twee te beginnen.



Het is inmiddels al in de middag en we besluiten om naar Les Eparges te gaan. Het is al weer lekker heet ongeveer 32 graden. Daar aan gekomen zei Herman laten we eerst maar wat gaan eten. Dus aan de pain du stok met stink kaas en worst. En omdat Herman wel wat lust moesten Henk en ik wel onze worst beschermen anders had onze veelvraat het allemaal voor onze neus weg gevreten. Dus volgende keer maar nog meer worst inkopen. Na gezellig de maaltijd te hebben genuttigd gaan we de monumenten en enorme kraters van Les Eparges bekijken.( De 1400 meter lange rug van Eparges tussen het dorpje Combres en Eparges zelf werd door de Duitsers al op 21 september 1914 ingenomen. Deze hoogte kijkt uit over de Woëvrevlakte ten oosten van de Maasoevers. Net zoals te Vauquois leggen de Duitsers er een zorgvuldig versterkte citadel aan. Twee bestormingen en ongehoorde inspanningen hadden de Fransen nodig om de hoogten te heroveren. De eerste aanval had op 17, 18 en 19 februari 1915 plaats. Hij was voorafgegaan door een reeks mijnontploffingen. Onze troepen konden aldus de eerste Duitse verdedigingslinie innemen. Met onmenselijke inspanningen konden de Fransen vervolgens een tegenaanval afslaan (het 106de Regiment Infanterie verloor 1.600 manschappen, waarvan 300 gesneuvelden, 1.000 gewonden en 300 vermisten). Op 18, 19 en 27 maart volgden gedeeltelijke aanvallen, die veel doden eisten en ons al dichter bij het doel brachten. De aanvallen van 5, 6 en 9 april tenslotte maakten de uiteindelijke bezetting van de westkant van de top, tegenover het dorp Eparges mogelijk. Met het oog op de inname van punt X tegenover de Woëvre wordt tot oktober 1915 een reeks aanvallen en tegenaanvallen ontketend. In een onuitstaanbare stank van verrotting, onder niet aflatende bombardementen, vechten de soldaten met de granaat in de hand. De verliezen zijn verschrikkelijk: op 10 april 1915 meet de 25ste B.C.P. 474 manschappen in de strijd laten en twee dagen later lijdt het 67ste Regiment Infanterie een totaal verlies van 1.029 strijders. Nabij een reeks enorme bommenkraters verheffen zich drie monumenten. Dat van het zogenoemde punt X herdenkt de 10.000 in de modder van de heuvel verdwenen gesneuvelden en is het werk van beeldhouwer Fischer (een weinig verder staat de Memorial Man de oud-strijders der genietroepen). Het monument in het midden van Lefebvre-Klein), bekend als dat van de Haan, herinnert aan de offers van de12de D.I. Het gedenkteken van de «0verlevenden van het 106de Regiment lnfanterie» tenslotte, ten westen, is het werk van Maxime Real Del Sarte. Les Eparges is volledig opgeruimd en wordt onderhouden door de Nationale Vereniging ter Herdenking van de Slag bij Verdun, met medewerking van het Leger en het Nationale Bureau der Bossen. Plattegronden en een luidsprekerpaal geven enig inzicht in de gebeurtenissen die zich hier hebben afgespeeld.) Bron; tekst Les Eparges Verdun.nl
We rijden weer richting Verdun en komen langs het graf van Alain Fournier, hij was auteur van het boek ‘Le Grand Meaulnes’ ( het grote avontuur ). Alain-Fournier wordt op 3 oktober 1886 in La Chapelle-d’Angion geboren als Henri Alban Fournier, zoon van een onderwijzersechtpaar. Hij is vijf jaar oud als het gezin naar Epineuil-le-Fleuriel verhuist, waar zijn vader de lagere school onder zijn hoede neemt. Behalve de twee klaslokalen herbergt het schoolgebouw ook het gemeentehuis en de bescheiden woonvertrekken van de Fourniers. Tot 1898 volgt Henri de lessen van zijn vader in Epineuil, dan wordt hij ingeschreven aan het Voltaire Lyceum in Parijs. In 1901 besluit hij naar Brest te verhuizen om zich voor te bereiden op de zeevaartschool. Een jaar later verandert hij van gedachten en vervolgt zijn opleiding aan het lyceum van Bourges. Na zijn eindexamen begint hij in Lakanel, in Sceaux, aan een studie letterkunde. Daar leert hij Jacques Rivière kennen, die niet alleen zijn boezemvriend, maar later ook zijn zwager zou worden.
In 1905 heeft hij in Parijs een kortstondige ontmoeting met het meisje van zijn dromen, dat later als Yvonne de Galais in Le Grand Meaulnes zal figureren. De herinnering aan haar inspireert hem tot een reeks gedichten en verhalen. Vijf jaar later wordt hij aangenomen bij Paris-Journal, waarin hij een literaire kroniek verzorgt onder het pseudoniem Alain-Fournier. Hij heeft een verhouding met het naaistertje Jeanne Bruneau, onsterfelijk geworden als Valentine in Le Grand Meaulnes, waarmee hij in die periode een begin maakt. Twee jaar later wordt de roman in vijf afleveringen gepubliceerd in de Nouvelle Revue Française, om kort daarna in boekvorm te verschijnen.
Als in 1914 de oorlog uitbreekt, vertrekt de schrijver naar het front bij het dorpje Eparges, zuidelijk van Verdun. Op 22 september wordt de 27-jarige luitenant Fournier als vermist opgegeven.
Pas in mei 1991 wordt zijn stoffelijk overschot teruggevonden en – met die van twintig medestrijders – begraven op het kerkhof in Saint Rémy La Colonne. Zijn eerste en enige roman, Le Grand Meaulnes, werd in meer dan honderd talen vertaald; sinds de verschijning in 1913 zijn er ruim zes miljoen exemplaren van verkocht.
Na Alain-Fournier gaan we richting Romagne sous Montfaucon het is inmiddels half vijf, we moeten op tijd terug zijn want de drie broers zijn ook onder weg naar Romagne. We hebben afgesproken dat we met zijn allen gaan eten, en ja hoor weer barbecueën. Aangekomen bij het appartement en na lekker te zijn opgefrist, het eten klaar gezet zodat onze gasten lekker kunnen eten zodra ze komen. Na ongeveer een half uur komen ze het terrein oprijden. Het raam van de zwarte Alfa gaat open en Bas roept! Zo vette frontzwijnen!!! Na deze hartelijke verwelkoming en de nodige gore moppen gaan we lekker eten.
En het gaat door tot in de late uurtjes.
Dag 3
Zondag, de laatste dag van onze reis begint weer mooi, het is al vroeg warm. Vandaag staat Vauquois op de planning, het is immers de eerste zondag van de maand en dat betekend dat de gangen van Vauquois te bezichtigen zijn met een gids. Dus de frontzwijnen gaan na het maken van hun toilet (of daar nog eer aan te behalen is) op weg naar de opgeblazen heuvel van Vauquois. We zijn in de jaren hiervoor al een aantal keren daar geweest maar kwamen iedere keer te laat om de gangen te bezichtigen. Dus nu is het feest!!!! Daar aangekomen melden we ons bij de Engels sprekende gids aan. We moeten een kwartiertje wachten voordat we aan de beurt zijn er is namelijk genoeg volk die het zelfde idee hadden om Vauquois te bezoeken. Tijdens het wachten bezoeken we het kleine museum, wat de moeite waard is. Het was zover de frontzwijnen waren aan de beurt om rondgeleid te worden. We kregen allemaal een helm en zaklamp mee. Die helm bleek later, is geen overbodige luxe.
De Duitsers waren aan de winnende hand. Ze veroverden het dorpje Vauquois gelegen op de top van de gelijknamige heuvel in september 1914. Vanaf de top van deze heuvel had je een weids overzicht over de Argonne en ‘la Voie Sacrée’, ideaal dus als artilleriestelling. De Duitsers maakten er toen ook werk van de zaak te versterken. Het hele dorpje werd een bastion en in krijt lagen van de heuvel werd een gangenstelsel van 17 km lengte uitgegraven om de verschillende stellingen met elkaar te verbinden. De Fransen probeerden vanaf februari 1915 de heuvel te heroveren, maar de opeenvolgende offensieven liepen na zware verliezen vast aan de rand van het dorp.
Het was een complete patstelling. Toen begonnen beide tegenstanders gangen te graven onder het dorp, tot diep onder de vijandelijke stellingen. Daarin plaatsten ze ladingen van tientallen tonnen springstof en lieten het zaakje met dorp en heuvel en al in de lucht vliegen. De zwaarste mijn was een Duitse. Met 60 ton dynamiet sloegen ze een krater van 30 meter diepte en 100 meter diameter. Het trieste resultaat na 17 dergelijke mijnen is verbijsterend: de complete heuvel is gewoon doormidden gespleten. ‘Butte de Vauquois’ is gewoon een verkeerde benaming, men zou moeten spreken van ‘Les deux Buttes de Vauquois’. Uiteindelijk kwam de heuvel pas september 1918 terug in Franse handen, na verovering door de Amerikanen.
De gids vertelde dat er nu nog steeds in een van de schachten een lading van 100 ton aan springstof ligt, die ze niet kunnen verwijderen. De schacht wordt onder water gehouden zodat de springstof geen gevaar oplevert. Drie keer per jaar dalen ervaren duikers de schacht in om te kijken hoe de lading er bij ligt. Na de indrukwekende rondleiding zitten we nog wat na te praten over dat gene we net gezien hebben. Het is ieder aan te raden, als je er in de buurt bent, om een bezoek aan Vauquois te brengen.
Het is inmiddels half een en we rijden terug naar Romagne. Roland heeft ons uitgenodigd om soep bij hem te komen eten, en daar maken we dankbaar gebruik van. Aan tafel zitten we nog na te praten over Vauquois. Het zit er weer op voor dit jaar! We nemen afscheid van Roland en gaan nog even langs bij JP om daar ook gedag te zeggen. Bij goede gezondheid hopen we volgend jaar weer af te reizen naar Verdun.