Hoofdstuk 3. Nationalisme.
Bertrand Joly trekt gelijkaardige conclusies voor de rol die aan het Franse nationalisme wordt toegeschreven. Traditioneel ziet men ook deze politieke stroming als revanchistisch en oorlogszuchtig. De oorzaak voor deze bewering en beeldvorming is te vinden in een vrijwel algemene politiek linkse tendens om elke vorm van nationalisme a priori af te wijzen. Deze visie is echter niet meer dan een politiek-ideologische keuze die ervoor zorgt dat er een amalgaam wordt gemaakt van een vrij complex fenomeen. Zo bestaat er immers een staatsnationalisme zonder het welke nationale democratische staten, ook die we vandaag kennen, onmogelijk zouden kunnen bestaan. Joly schrijft dat staatsnationalisme dan ook zonder problemen wordt ondersteund door een brede linkse strekking. Ook het liberalisme ondersteunt staatsnationalisme omdat ze de rechtsstaat zien als fundament voor de democratie. In bepaalde politieke middens ontstaat er echter keer op keer onbehagen wanneer de term nationalisme gebruikt wordt. De reden is dat men vreest de meer agressieve vormen van nationalisme te legitimeren. Om het onderscheid met deze agressievere vormen te kunnen maken – zoals we die o.a. tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben gekend – verkiest men om de term staatsnationalisme te vervangen door de veel beter klinkende term patriottisme. Ian Ousby vat de situatie samen door te schrijven dat patriottisme hierdoor iets van de politieke linkerzijde wordt terwijl nationalisme aan de politieke rechterzijde wordt toegeschreven.*37 Staatsnationalisme of patriottisme is echter niet meer dan een politiek instrument dat wordt gebruikt binnen de natie en niet daarbuiten.
De Vrijheid leidt het volk. (La Liberté guidant le peuple. )
Staatsnationalisme onderscheidt zich dan ook van expansieve vormen van nationalisme wat iets helemaal anders is.*38 Daarnaast bestaan er naast inclusieve vormen van nationalisme uiteraard ook exclusieve vormen die effectief uitsluiten. Wanneer men echter vanuit een eng politiek-ideologisch perspectief alles op één hoop gooit, rest enkel een ongenuanceerd zwart-wit beeld.*39 In Frankrijk lachten nationalisten zoals Édouard Drumont dan ook met het agressieve oorlogszuchtige revanchisme van Paul Déroulède.*40 Drumont stelde zelfs onomwonden dat heel de cultus met de daar bijhorende rituelen die omtrent de verloren provincies ontwikkeld werd in strijd was met het nationale belang. Enkele voorbeelden hiervan zijn de jaarlijkse herdenking in Mars-la-Tour waarbij traditioneel twee in rouw geklede meisjes werden ingezet die Alsace en Lorraine symboliseerden. Rouwende vrouwen symboliseerden dan weer Lorraine tijdens de dodenmis in de kathedraal van Metz en het standbeeld van Straatsburg op de Place de la Concorde in Parijs werd gehuld in rouw en voorzien van kransen, patriottische teksten en rode linten die het vergoten bloed symboliseerden.*41
Straatsburg standbeeld, Place de la Concorde, Parijs
Het zijn de hevigste nationalisten die voorspelden dat Frankrijk een nog groter pak slaag zou krijgen dan in 1870 het geval was wanneer het land het in het hoofd zou halen om met Duitsland in een conflict of oorlog verzeild te geraken. Bertrand Joly concludeert dat het een mythe is om boulangisme en nationalisme te associëren met wraak en oorlog en dat deze onjuiste trend dan ook best verlaten wordt. Hij voegt er bovendien aan toe dat niet elke revanchist een nationalist was.*42 De houding die in Frankrijk overheerste, was er veel meer een van dubbelzinnigheid dan van revanche. Men wou geen oorlog maar men wou ook de bladzijde niet omslaan. Het is Jean Jaurès die heel de situatie kernachtig samenvatte wanneer hij in 1887 schreef: “Ni guerre, ni renoncement” wat zoveel betekent als “Geen oorlog maar ook geen verzaking.”*43
Franse socialist Jean Jaurès houdt een anti-oorlogstoespraak, 25 mei 1913
Het liefst zou Frankrijk Alsace en het bezette stuk van Lorraine terugkrijgen zonder oorlog of conflict. Hierdoor ontstonden er tal van onrealistische gedachten. Zo hoopte de socialistische politicus Marcel Sembat dat Duitsland spontaan Alsace en Lorraine aan Frankrijk zou teruggeven van zodra Duitsland socialistisch was geworden. Nog anderen hoopten de twee provincies te kunnen terugkopen of meenden dat Duitsland misschien zou toehappen in ruil voor een kolonie. Uiteindelijk zullen de Fransen hun ambigue houding oplossen door het standpunt in te nemen dat ze nooit een offensieve oorlog zullen beginnen, maar dat ze intussen wel een defensieve oorlog voorbereiden. Wat Frankrijk vooral geleerd had uit de Frans-Pruisische oorlog, was dat het bondgenoten nodig had en die kunnen nu eenmaal niet gevonden worden wanneer er constant agressieve oorlogstaal wordt rond gespuid. Echte revanchards zoals Adrien Albert de Mun, Paul Déroulède en de Franse auteur en feministe Juliette Adam vormden met het kleine milieu dat hen omringde slechts een minderheid die geen enkele bedreiging vormde voor de Derde Republiek of voor Duitsland.
Bovendien hadden ze amper een platform omdat de kranten waar hun artikelen in verschenen een kort leven beschoren waren. In de periode 1905-1914 zullen er wel nieuwe spanningen ontstaan n.a.v. de Marokkaanse crisis van 1905 en vervolgens nogmaals in de jaren na 1911.*44
De Marokkaanse crisis van 1905 en 1911
De belangrijkste vaststelling van Joly m.b.t. revanchisme is dat er in het verleden te snel conclusies werden getrokken zonder het fenomeen eerst grondig te onderzoeken. Revanchisme is dan ook een te gemakkelijke zwart-wit verklaring die voor sommigen, omwille van politiek-ideologische redenen, bijzonder goed uitkomt. De realiteit is zoals steeds genuanceerder. De conclusie van Joly neemt niet weg dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog oude sentimenten opnieuw zullen bovendrijven en tot uitbarsting komen. Zo menen meerdere auteurs revanchisme te herkennen in de wijze waarop het Franse militaire Plan XVII werd opgesteld en in 1914 werd uitgevoerd.
Ook zijn er talloze voorbeelden van revanchistisch taalgebruik in literatuur terug te vinden. Door de kracht van de Duitse aanval en de snelle terugdringing van de Franse troepen moet men de revanchistische droom echter snel laten varen. Aan het westelijk front loopt de bewegingsoorlog vast in een stellingenoorlog. De frustratie is groot. Ietwat folkloristisch noemden troepen de reglementaire Franse loopgraafdolk ‘le vengeur de 1870’, de wreker van 1870.*45 Veel stelt het echter allemaal niet voor en het uitvergroten van een beperkt aantal voorbeelden leidt dan ook tot een vertekend algemeen beeld. Frankrijk heeft de komende oorlogsjaren echt wel andere zorgen dan Alsace en Moselle.
Bronnen:
- *37 Ousby, I. (2002). op. cit., p. 171.
- *38 Nationaalsocialisme is een voorbeeld van expansief nationalisme. Belgicisme is net zoals het Franse nationalisme uit de besproken periode een voorbeeld van staatsnationalisme dat men om de aangehaalde redenen liever patriottisme noemt.
- *39 Voor het complexe fenomeen van nationalisme, zie o.a. : Mylonas, H. & Tudor, M. (2021) “Nationalism: what we know and what we still need to know.” In: Annual Review of Political Science. Volume 24, pp. 109-132.
- *40 Joly, B. (1999, april-juni). art. cit., p. 334. Gebaseerd op: Wilson, S. (1982). Ideology and Experience. Antisemitism in France at the Time of the Dreyfus Affair. London-Toronto, Fairley Dickinson University Press- Associated University Presses.
- *41 Zie: Ousby, I. (2002). op. cit., pp. 167-168.
- *42 Joly, B. (1999, april-juni). art. cit., p. 335.
- *43 Ibidem. Zie ook: La Dépêche de Toulouse, 31/12/1887. Het artikel werd in 1899 overgenomen in Action socialiste.
- *44 Zie: Joly, B. (1999, april-juni). art. cit., pp. 337-345.
- *45 Viart, J.-P. (2016). Verdun. La plus longue et sanglante bataille de la Grande Guerre. Éditions Larousse, p.33.