Pétain neemt het commando over
Pétain neemt het commando over

Pétain neemt het commando over

Door zijn enorme aandeel in het weerstaan van de Duitse aanval op Verdun, en zijn bijdrage als supervisor van Nivelle tijdens het terugslaan van de vijand, was Pétain ‘de Held van Verdun’.

De stad vereerde hem, evenals anderen die tijdens de slag veel betekend hadden, met een eigen straat. Bovendien droeg een plein zijn naam. Vanaf mei 1940 nam de 84-jarige, al wat kindse, Philippe Pétain de leiding op zich van het onbezette deel van Frankrijk. Vanuit Vichy regeerde hij aanvankelijk op autoritaire wijze maar algauw raakte hij zijn macht aan de Duitsers kwijt. Officieel bleef hij echter als regeringsleider aan en de Duitsers konden hierdoor gebruik blijven maken van de magische klank die zijn naam nog steeds voor veel Fransen had. De rol die hij speelde was uiterst dubieus maar waarschijnlijk dacht de oude man nog steeds het landsbelang te dienen. Na de oorlog zou hij als collaborateur ter dood worden veroordeeld, een straf die omgezet werd in levenslange verbanning naar l’île d’Yeu, voor de kust bij Vendée. De naar hem genoemde straat in Verdun (de Avenue Maréchal Pétain) werd omgedoopt in, hoe kan het ook anders, Avenue du Général de Gaulle; de Place Pétain werd Place de la Libération.

Pétain stierf 23 juli 1951 op het eiland Yeu. Zijn laatste wens was om nabij het Ossuaire van Douaumont, te midden van de mannen van wie hij hield, te worden begraven. President de Gaulle, zelf een oud Verdun strijder en daar gevangen genomen, wees dit verzoek van de hand en liet hem op het eiland Yeu ter aarde bestellen. De bewondering die de Gaulle aanvankelijk voor Pétain had, was via een diepe teleurstelling omgeslagen in afkeer.


Een in 1966 ingediende petitie, waarin Verdun-veteranen vroegen hun ’Held van Verdun’ alsnog bij Verdun te begraven, werd afgewezen. Zeven jaar later zorgden zes aanhangers van Pétain door middel van een sterk staaltje ‘particulier initiatief’ voor een hoop opschudding. In het holst van een zomernacht werd de graftombe van Pétain opengebroken waarna de kist richting Ossuaire de Douaumont werd gebracht. Om vroegtijdige ontdekking te voorkomen was de tombe weer gesloten en aangestreken met cement. De volgende morgen zag de beheerder van het kerkhof de nog natte specie en sloeg onmiddellijk groot alarm.

Toen de ontvoerders via de autoradio hoorden dat de toegangswegen naar het knekelhuis hermetisch waren afgesloten, besloten ze de stoffelijke resten zolang in een garage te Parijs onder te brengen. Pétain was in Frankrijk het gesprek van de dag. Pas na twee weken maakten de pétainisten, tijdens een persconferentie, de verblijfplaats van de grafkist alsmede de beweegredenen van hun wanhoopsactie bekend. Om de opnieuw opgelaaide discussie over een mogelijk eerherstel in de kiem te smoren besloten de autoriteiten geen strafvervolging tegen het groepje pétainisten in te stellen. Het dode lichaam van de oude maarschalk werd herbegraven op het Ile d ‘Yeu. Nog steeds is er op het ereveld voor het Ossuaire de Douaumont een plekje voor Philippe gereserveerd maar veel hoop op spoedige bijzetting is er niet. In 1986 ondernam de Franse president Mitterand een voorzichtige poging tot rehabilitatie: hij liet op wapenstilstandsdag bloemen op het graf van de maarschalk leggen, een gewoonte die hij tot 1993 vol zou houden. Onder druk van een sterke lobby uit de hoek van verzetsstrijders en joodse overlevenden van de Tweede Wereldoorlog moest hij in dat jaar met dit gebruik stoppen. Maarschalk Henri Philippe Pétain blijft een omstreden figuur in de Franse geschiedenis en tot op de dag van vandaag houdt hij de gemoederen bezig.

De Amerikaanse Generaal John Pershing heeft later in 1918 ook in Souilly in de oude werkkamer van Pétain zijn hoofdkwartier gehad.

Toen de Verenigde Staten in 1917 de oorlog aan Duitsland had verklaard, werd Pershing, inmiddels generaal, benoemd tot opperbevelhebber van het Amerikaanse expeditieleger (American Expeditionary Force, “AEF”). Op dat moment was er nog helemaal geen expeditieleger; het staande leger bestond uit 25.000 *) hooguit, en van een reserve was nauwelijks sprake. Pershing moest een goed georganiseerd leger rekruteren en kreeg dat ook op de been: 500.000 man. Uiteindelijk groeide het Amerikaanse leger binnen anderhalf jaar uit tot een strijdmacht van drie miljoen man. Pershing leidde persoonlijk het succesvolle Maas-Argonne-Offensief in 1918.

*) Dat lijkt wel erg weinig. Andere bronnen spreken van 100.000 à 150.000