1. 1914; de vorming van de machtsblokken
Op 28 juni 1914 werden in Sarajevo de Oostenrijkse aartshertog annex troonopvolger Franz-Ferdinand en zijn vrouw vermoord. De moordenaar, de 17-jarige (!) Gavrilo Princip, was een uit Servië afkomstige nationalist.
Reden voor Oostenrijk-Hongarije (de z.g. Donau- of Dubbelmonarchie) om Servië een ultimatum te stellen; een ultimatum waaraan met opzet niet te voldoen was. Servië kwam echter toch op een groot aantal punten tegemoet aan Oostenrijk en vroeg tevens aan de Dubbelmonarchie de zaak te laten behandelen door het Permanente Hof van Arbitrage te
‘s-Gravenhage. Als reactie op dit Servische antwoord verklaarde Oostenrijk aan Servië op 28 juli de oorlog. Rusland, een bondgenoot van Servië, mobiliseerde twee dagen later. Een mechanisme van militaire bondgenootschappen en onderlinge afspraken kwam in beweging. Door een complex aantal factoren ontstonden zomer 1914 twee machtsblokken die met elkaar in oorlog waren. Onderlinge na-ijver op economisch, politiek en militair vlak alsmede diplomatieke miskleunen zorgden ervoor dat West en Midden Europa verdeeld werd in ‘de Centralen’ (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) en ‘de Geallieerden’ (Frankrijk, België, Engeland, Rusland, Servië en Montenegro). Een grote oorlog was onvermijdelijk en bovendien waren de plannen hiervoor al lang tevoren gemaakt. Het was zelfs zo dat de oorlog over het algemeen met enthousiasme begroet werd.
Reden voor Oostenrijk-Hongarije (de z.g. Donau- of Dubbelmonarchie) om Servië een ultimatum te stellen; een ultimatum waaraan met opzet niet te voldoen was. Servië kwam echter toch op een groot aantal punten tegemoet aan Oostenrijk en vroeg tevens aan de Dubbelmonarchie de zaak te laten behandelen door het Permanente Hof van Arbitrage te
‘s-Gravenhage. Als reactie op dit Servische antwoord verklaarde Oostenrijk aan Servië op 28 juli de oorlog. Rusland, een bondgenoot van Servië, mobiliseerde twee dagen later. Een mechanisme van militaire bondgenootschappen en onderlinge afspraken kwam in beweging. Door een complex aantal factoren ontstonden zomer 1914 twee machtsblokken die met elkaar in oorlog waren. Onderlinge na-ijver op economisch, politiek en militair vlak alsmede diplomatieke miskleunen zorgden ervoor dat West en Midden Europa verdeeld werd in ‘de Centralen’ (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) en ‘de Geallieerden’ (Frankrijk, België, Engeland, Rusland, Servië en Montenegro). Een grote oorlog was onvermijdelijk en bovendien waren de plannen hiervoor al lang tevoren gemaakt. Het was zelfs zo dat de oorlog over het algemeen met enthousiasme begroet werd.







2. Enthousiasme
Het hoe en waarom van de oorlog zal slechts aan weinig soldaten bekend zijn geweest maar de geestdrift was er niet minder om! De sfeer in de treinen op weg naar het front is waarschijnlijk het best te vergelijken met de sfeer zoals die tegenwoordig heerst in de voetbaltreinen onderweg naar een uitwedstrijd. Kortom, massahysterie was alom aanwezig bij de troepen onderweg naar de slagvelden. In Duitsland scandeerde men leuzen zoals : Jeder Schuss ein Russ, jeder Stoss ein Franzos, haut die Serben, dass sie sterben ; op Franse treinen kon men opschriften ‘à Berlin lezen, ze zouden Les Boches (de moffen) wel klein krijgen. Eindelijk kregen de Fransen de kans op revanche na het verlies van Elzas- Lotharingen tijdens de Frans›Duitse Oorlog van 1870! Aan beide zijden was de algemene verwachting dat na een korte veldtocht de oorlog nog voor Kerstmis 1914 tot een positief einde zou zijn gebracht. Juichend trokken de honderdduizenden vrijwilligers ten strijde maar deze juichstemming zou niet lang duren. In plaats van een snelle veldtocht zou de oorlog 1565 lange dagen en nachten gaan duren. Vier jaar lang zou er elke 5 seconden iemand als gevolg van de oorlog sterven…
Later zou Adolf Hitler over deze roerige periode het volgende in Mein Kampf schrijven:
Die oorlog van 1914 werd den massa s waarlijk niet opgedrongen, maar was iets, waarnaar het gehele volk verlangde. Men wilde niet langer onder het juk der algemene onzekerheid gebukt gaan (… )
(… ) Zodoende klonk dan al dadelijk bij het begin van deze geweldige worsteling, in den roes van de allesoverheersende geestdrift de nodige ernstige ondertoon door: want dit diepe inzicht in den ernst van den toestand maakte juist, dat deze nationale wedergeboorte meer werd dan een gewoon strovuurtje. Men hoopte tegen de winter weer thuis te kunnen zijn, om dan opnieuw door vreedzame arbeid zijn brood te kunnen verdienen.
3. De mobilisatie
De mobilisatie in Frankrijk verliep veel beter dan de Franse legertop had durven hopen. Aanvankelijk was men bang voor desertiecijfers tussen de 10 en 40%. Uiteindelijk bleek dit
cijfer circa 1,4% te bedragen 3.700.000 soldaten werden onder de wapenen geroepen, onder wie de 172 Nederlanders die in het Légion Étrangère (het Vreemdelingenlegioen) dienden. Van deze 172 mannen zouden er 38, mort pour la France, sneuvelen. Bovendien kon Frankrijk rekenen op de hulp van117.000 goed getrainde militairen van de British Expeditionary Force (BEF) Britse Expeditieleger.
Groot-Brittannië had een staand leger van beperkte omvang. Meteen na de oorlogsverklaring aan Duitsland op 4 augustus begon men met het op grote schaal werven van vrijwilligers. Engeland wist dat het zijn status van grootmacht enkel kon behouden door op het Europese vasteland mee te vechten. De campagnes waarin moeders werden opgeroepen hun man en zonen te sturen, en jongedames het advies kregen hun verkering met weigerachtige verloofden te verbreken, waren een groot succes. Amper een maand later waren meer dan een half miljoen nieuwe rekruten onder de wapenen. De vrijwilligers kregen de keus om te tekenen voor ‘a period of 3 years of until the war is concluded . De meesten kozen voor het laatste; vaderlandsliefde mocht dan wel een mooi goed zijn maar je moest het niet overdrijven… In Duitsland verwachtte men weinig desertie en hier verliep de mobilisatie eveneens boven verwachting. Het land wist in korte tijd ruim 4 miljoen man op de been te brengen. Dit miljoenenleger kon de wereld eindelijk eens laten zien dat Duitsland een grootmacht was geworden. De Duitsers konden nu de laatste voorbereidingen voor het uitvoeren van het ‘plan von Schlieffen’ , hun aanvalsplan, treffen.
Groot-Brittannië had een staand leger van beperkte omvang. Meteen na de oorlogsverklaring aan Duitsland op 4 augustus begon men met het op grote schaal werven van vrijwilligers. Engeland wist dat het zijn status van grootmacht enkel kon behouden door op het Europese vasteland mee te vechten. De campagnes waarin moeders werden opgeroepen hun man en zonen te sturen, en jongedames het advies kregen hun verkering met weigerachtige verloofden te verbreken, waren een groot succes. Amper een maand later waren meer dan een half miljoen nieuwe rekruten onder de wapenen. De vrijwilligers kregen de keus om te tekenen voor ‘a period of 3 years of until the war is concluded . De meesten kozen voor het laatste; vaderlandsliefde mocht dan wel een mooi goed zijn maar je moest het niet overdrijven… In Duitsland verwachtte men weinig desertie en hier verliep de mobilisatie eveneens boven verwachting. Het land wist in korte tijd ruim 4 miljoen man op de been te brengen. Dit miljoenenleger kon de wereld eindelijk eens laten zien dat Duitsland een grootmacht was geworden. De Duitsers konden nu de laatste voorbereidingen voor het uitvoeren van het ‘plan von Schlieffen’ , hun aanvalsplan, treffen.
4. Het plan von Schlieffen
Dit plan von Schlieffen was een tot in de details uitgewerkt aanvalsplan ontworpen door Alfred Graf von Schlieffen (geb. 1853). Von Schlieffen gold als een van de grootste Duitse militaire theoretici en was onder meer bekend door zijn omsingelingstactieken. Van dit plan uit 1898 werd aangenomen dat het onfeilbaar was mits het tot op de laatste letter nauwkeurig zou worden uitgevoerd. Vrijwel het gehele Duitse leger zou gebruikt worden om Frankrijk door middel van een soort Blitzkrieg (dit woord was toen overigens nog niet gangbaar) op de knieën te krijgen. Hierna zou de Duitse legerleiding de handen vrij hebben om zich op de strijd tegen Rusland voor te bereiden. Het grootste gedeelte van het Duitse leger zou hiervoor per spoor naar het oosten worden gebracht. Men ging ervan uit dat de Russische mobilisatie lange tijd zou duren; een tijd, lang genoeg om de oorlog in het westen te beëindigen. Hierdoor zou een twee-frontenoorlog, de grote angst van de Duitse legerleiding,voorkomen kunnen worden.
Gelukkig voor de Fransen werd het plan von Schlieffen door de Duitse opperbevelhebber generaal Helmuth Graf von Moltke aangepast . Helmuth von Moltke was een volle neef van zijn naamgenoot, de held van de Frans-Duitse Oorlog. Behalve zijn naam had Helmuth weinig overeenkomsten met zijn oom; hij was een weifelaar, labiel en ziekelijk.

Op 2 augustus 1914 begonnen de Duitse legers aan hun 450 km lange tocht vanaf de Maas, via Luik en Brussel naar de Marne. De onverwoestbaar beschouwde ring van 12 forten rond Luik werd in 4 dagen tijd door de enorme, deels op treinen aangevoerde, Dikke Bertha en ‘Slanke Emma houwitsers (krombaangeschut) in puin geschoten.
Problemen met de Duitse bevoorrading doordat er veel te weinig motorvoertuigen voorhanden waren, vermoeidheid van de troepen en de onverwacht sterke tegenstand die in België werd ondervonden gaf de Fransen echter de kans volledig te mobiliseren. Versterking van de Duitse troepen bleef uit. Bovendien was het Duitse opperbevel, door slechte verbindingen, onvoldoende op de hoogte van de actuele situatie. Deze slechte verbindingen waren er mede oorzaak van dat de commandanten
te velde de kans kregen van het oorspronkelijke aanvalsplan af te wijken; overleg met het hoofdkwartier bleek lang niet altijd mogelijk. Aanvankelijk voerden de Fransen felle tegenaanvallen uit, maar ze werden bij hun offensieven steeds teruggeworpen. Later gingen de Fransen, uit angst voor omsingeling, de strijd zoveel mogelijk uit de weg. Ze probeerden de legers tijdens de terugtocht zoveel mogelijk te reorganiseren en het wachten was op het juiste moment om de grote tegenaanval in te zetten.
Problemen met de Duitse bevoorrading doordat er veel te weinig motorvoertuigen voorhanden waren, vermoeidheid van de troepen en de onverwacht sterke tegenstand die in België werd ondervonden gaf de Fransen echter de kans volledig te mobiliseren. Versterking van de Duitse troepen bleef uit. Bovendien was het Duitse opperbevel, door slechte verbindingen, onvoldoende op de hoogte van de actuele situatie. Deze slechte verbindingen waren er mede oorzaak van dat de commandanten
te velde de kans kregen van het oorspronkelijke aanvalsplan af te wijken; overleg met het hoofdkwartier bleek lang niet altijd mogelijk. Aanvankelijk voerden de Fransen felle tegenaanvallen uit, maar ze werden bij hun offensieven steeds teruggeworpen. Later gingen de Fransen, uit angst voor omsingeling, de strijd zoveel mogelijk uit de weg. Ze probeerden de legers tijdens de terugtocht zoveel mogelijk te reorganiseren en het wachten was op het juiste moment om de grote tegenaanval in te zetten.
Door onverwachte tegenstand en tegenaanvallen aan het Oostfront achtte de Duitse legerleiding het nodig 2 complete legerkorpsen over te plaatsen naar Oost-Pruisen, troepen die ook in het westen onmisbaar waren. De Duitsers verloren hierdoor hun numerieke overwicht op de Fransen.
Ten slotte slaagden de Fransen er dan ook in de Duitse opmars aan de rivier de Marne tot staan te brengen.
Ten slotte slaagden de Fransen er dan ook in de Duitse opmars aan de rivier de Marne tot staan te brengen.
Overigens lieten de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog merken dat ze van hun logistieke fouten hadden geleerd: op details werd von Schlieffen’s aanvalsplan aangepast en nu lukte het wel Frankrijk na een korte strijd te verslaan.
5. Het wonder van de Marne
Op drie september 1914 bemerkte de militair commandant van Parijs, generaal Joseph Gallieni, dat het Duitse leger, dat op zo’n 30 km ten noordoosten van de Franse hoofdstad lag, naar het zuidoosten afboog. Het juiste moment voor de tegenaanval was gekomen want de Duitse westflank lag open!
Na overleg met ‘Papa’ Joffre, de Franse opperbevelhebber, en met French, bevelvoerder van de British Expeditionary Force, werd besloten om op 6 september over te gaan tot een grote aanval op de west flank van het 1e Duitse leger in combinatie met kleinere aanvallen over het gehele (west-) front.

Joffre was er intussen in geslaagd het gebied ten noorden van Parijs te versterken met een compleet legerkorps zodat de aanval op de zwakke westflank met volle kracht kon worden uitgevoerd. Alle beschikbare middelen, zelfs door het leger gevorderde Parijse taxi’s, werden ingezet om de aanval op de flank in te zetten.



De Duitsers begonnen op 9 september, voor de Fransen onverwacht, aan een terugtocht over het gehele front. Na lang weifelen zetten de Franse en Britse troepen de achtervolging in. Dit lange aarzelen was er de oorzaak van dat de Duitse legers zich konden hergroeperen en reorganiseren. Hierdoor lieten de geallieerden de gelegenheid voorbij gaan de Duitse terugtocht om te zetten in een vlucht; de kansen het Duitse leger in deze fase van de oorlog definitief te verslaan bleven onbenut. Ondanks deze feiten werd de Duitse terugtocht van de Marne door de Fransen ‘het wonder van de Marne’ genoemd. Parijs was gered en generaal Joseph Joffre kreeg de koosnaam ‘Joffre van de Marne’ .
Hij werd de overwinnaar van de Slag aan de Marne. Nadat von Moltke de slag aan de Marne verloren had en het ‘plan von Schlieffen’ dus gefaald had, werd hij 14 september 1914 ontslagen. Hij was volledig gebroken. Zijn opvolger werd generaal Erich von Falkenhayn, tot dan Minister van Oorlog. Von Falkenhayn stond bekend als een kille analyticus en een bijzonder gesloten persoonlijkheid. Hij was een lieveling van de Duitse Kaiser, keihard en absoluut niet geïnteresseerd in verliescijfers. Vanaf het moment dat hij aantrad als Duitse opperbevelhebber geloofde von Falkenhayn niet meer in een totale militaire eindoverwinning. Zijn persoonlijke doel was het afdwingen van een vrede waarbij Duitsland er zo gunstig mogelijk van af zou komen.


6. De legers lopen vast
(het ontstaan van de loopgravenoorlog) Gedurende de tweede helft van september 1914 vonden over het gehele front nog felle gevechten plaats maar uiteindelijk begon het front te verstarren. De bewegingsoorlog maakte plaats voor een stellingenoorlog.
Om zich tegen vijandelijk vuur te beschermen groeven de soldaten schuttersputten. Toen bleek dat een verdere opmars niet meer mogelijk was werden deze kuilen met elkaar verbonden. Al snel ontstonden op deze manier verdedigingslinies die steeds beter werden uitgerust. Uiteindelijk zouden deze linies uit minimaal drie loopgraven gaan bestaan. De voorste was de gevechts- en aanvalsloopgraaf, bedoeld om een eventuele vijandelijke aanval op te vangen maar ook om zelf de tegenstander te lijf te gaan. In het niemandsland, de strook grond tussen de vijandelijke linies, werden luisterposten ingericht. Het was de bedoeling om door middel van dergelijke observatieposten een verrassingsaanval te voorkomen. Lukte het de aanvaller door de eerste lijn heen te breken dan beschikte de verdediger over een tweede louter defensieve loopgraaf.
Deze lag meestal enkele honderden meters achter de eerste. Hier kon opnieuw geprobeerd worden de opmars tegen te houden. Aan de zijde van de vijand waren de loopgraven voorzien van prikkeldraadversperringen. Nog dieper in eigen terrein lag een derde loopgraaf waar de reservetroepen in ondergebracht werden. Onderling werden de loopgraven verbonden door verbindingsloopgraven. Het fenomeen loopgravenoorlog had zijn entree gemaakt en het begon langzaam door te dringen dat deze oorlog weleens langer zou kunnen
gaan duren dan tot dusver was aangenomen. Vanaf het gebied ten noorden van Parijs tot aan de kust lag de frontlijn echter nog niet vast. De Duitsers onder Falkenhayn begonnen eind september aan een offensief met als inzet de kust ter hoogte van Abbeville te bereiken. Doel was alsnog een groot stuk Frankrijk te bezetten en de Fransen hierdoor een stevige slag toe te brengen. De Fransen was er, vanzelfsprekend, alles aan gelegen deze opmars te voorkomen. Zo ontstond de zogenaamde wedloop naar de zee die 17 oktober 1914 eindigde in
Nieuwpoort (België).
De frontlijn liep nu van Nieuwpoort aan Het Kanaal, zuidwaarts naar Compiegne, volgde een stuk noordoever van de Aisne en liep vervolgens via Souain, Verdun, St. Mihiel door de Vogezen naar Belfort aan de Zwitserse grens. Tijdens hun veldtocht waren de Duitsers om de fortificaties van Verdun heen getrokken. Eind 1914 vormde het een bult in de frontlinie, een soort vooruitgeschoven Franse positie. Frankrijk was voor ongeveer een tiende deel door de Duitsers bezet. Een groot deel van de Franse steenkoolmijnen en graangebieden alsmede 70% van de zware industrie was vast in Duitse handen. De vijandelijke linies, zoals deze nu aanwezig waren, zouden gedurende de rest van de oorlog, ondanks verliezen van miljoenen mensenlevens, niet noemenswaardig veranderen!
gaan duren dan tot dusver was aangenomen. Vanaf het gebied ten noorden van Parijs tot aan de kust lag de frontlijn echter nog niet vast. De Duitsers onder Falkenhayn begonnen eind september aan een offensief met als inzet de kust ter hoogte van Abbeville te bereiken. Doel was alsnog een groot stuk Frankrijk te bezetten en de Fransen hierdoor een stevige slag toe te brengen. De Fransen was er, vanzelfsprekend, alles aan gelegen deze opmars te voorkomen. Zo ontstond de zogenaamde wedloop naar de zee die 17 oktober 1914 eindigde in
Nieuwpoort (België).
De frontlijn liep nu van Nieuwpoort aan Het Kanaal, zuidwaarts naar Compiegne, volgde een stuk noordoever van de Aisne en liep vervolgens via Souain, Verdun, St. Mihiel door de Vogezen naar Belfort aan de Zwitserse grens. Tijdens hun veldtocht waren de Duitsers om de fortificaties van Verdun heen getrokken. Eind 1914 vormde het een bult in de frontlinie, een soort vooruitgeschoven Franse positie. Frankrijk was voor ongeveer een tiende deel door de Duitsers bezet. Een groot deel van de Franse steenkoolmijnen en graangebieden alsmede 70% van de zware industrie was vast in Duitse handen. De vijandelijke linies, zoals deze nu aanwezig waren, zouden gedurende de rest van de oorlog, ondanks verliezen van miljoenen mensenlevens, niet noemenswaardig veranderen!
7. 1915, van het westelijk front geen nieuws
De winter 1914›1915 werd aan het westfront overwegend gebruikt om de ingenomen posities te versterken en uit te breiden. Het gehele front bestond uit twee tegenover elkaar liggende loopgravenstelsels met ervoor banen prikkeldraad. De onderlinge afstand was enkele tientallen tot hooguit enkele honderden meters. Het dagelijks leven in de loopgraven was een totaal ander leven dan dat de soldaten tot dusver gewend waren. Slechte hygiënische omstandigheden en voedsel van matige kwaliteit zorgden ervoor dat allerlei ziekten de kop opstaken. Vooral aan het front in Vlaanderen hadden de troepen veel last van de hoge grondwaterstand waardoor de loopgraven ondiep waren en van borstweringen van zandzakken werden voorzien.
In eerste instantie ging men ervan uit dat de loopgravenoorlog weer over zou gaan in de klassieke bewegingsoorlog. Langzamerhand kwam het besef dat de situatie langere tijd zou gaan duren. Men begon dan ook aan het maken van min of meer permanente voorzieningen zoals schuilplaatsen, latrines en verbeterde prikkeldraadversperringen. Het leven in deze loopgraven was verre van makkelijk maar zorgde er tevens voor dat de vijandelijke soldaten een aantal gemeenschappelijke vijanden kregen: kou, sleur, vocht, modder, vlooien, luizen en ratten; veel luizen en veel ratten.
De wederzijdse haat was nog niet zo hoog opgelopen als later in de oorlog. Men was door de ontberingen min of meer elkaars lotgenoot geworden, de soldaten hadden medelijden met elkaar. Waar het niet door hogerhand werd bevolen lieten de vijanden elkaar over het algemeen met rust. In het niemandsland tussen de beide linies vonden in 1915 soms ontmoetingen tussen de tegenstanders plaats met als doel goederen zoals wijn en sigaren te ruilen.
Volgens de overlevering zou er aan het front, tijdens kerst 1914, zelfs een voetbalwedstrijd tussen Duitse en Franse soldaten hebben plaatsgevonden. De uitslag van deze interland is onbekend gebleven.
Ook Verdun was een stille sector en stond bekend als een plaats waar je oud kon worden De daar gelegerde Franse soldaten voelden zich geluksvogels omdat de oorlog nagenoeg geheel aan hen voorbijging.
Vrijwel het enige wat ze te bestrijden hadden was hun aanhoudende verveling. Het gehele jaar 1915 zouden de geallieerden proberen door middel van omvangrijke aanvallen aan het westelijk front een doorbraak te forceren. De Franse en Engelse legers voerden dat jaar 5 grootschalige offensieven uit. Ondanks verliezen van tienduizenden mensenlevens leverden deze aanvallen nauwelijks terreinwinst op.
De Duitsers introduceerden tijdens een aanval op 22 april 1915 een nieuw wapen aan het Westfront. In de buurt van Ieper lieten zij gelijktijdig met een zware beschieting, uit 5730 ingegraven cilinders chloorgas ontsnappen dat door de wind naar de vijandelijke linies dreef. De Engelsen en Fransen waren totaal verrast door het groengele gas en er werd dan ook een flinke bres in hun linies geslagen. Vijfduizend militairen stierven een akelige dood, tienduizend raakten zwaargewond. De inzet van het strijdgas was min of meer als experiment bedoeld. Door een te geringe inzet van manschappen bleken de Duitsers niet in staat de
onverwachte terreinwinst te consolideren. Op deze manier lieten zij de kans op een doorbraak verloren gaan. Het belangrijke verrassingselement van het gebruik van dit wapen ging voor de rest van de oorlog verloren. Het gebruik van strijdgas was bovendien in strijd met internationale afspraken, wereldwijd reageerde de publieke opinie met afgrijzen en walging.
Al snel gingen de geallieerden óók over op de productie en het gebruik van gas, daarbij in het voordeel door de aan het front heersende winden.
De wederzijdse haat was nog niet zo hoog opgelopen als later in de oorlog. Men was door de ontberingen min of meer elkaars lotgenoot geworden, de soldaten hadden medelijden met elkaar. Waar het niet door hogerhand werd bevolen lieten de vijanden elkaar over het algemeen met rust. In het niemandsland tussen de beide linies vonden in 1915 soms ontmoetingen tussen de tegenstanders plaats met als doel goederen zoals wijn en sigaren te ruilen.
Volgens de overlevering zou er aan het front, tijdens kerst 1914, zelfs een voetbalwedstrijd tussen Duitse en Franse soldaten hebben plaatsgevonden. De uitslag van deze interland is onbekend gebleven.
Ook Verdun was een stille sector en stond bekend als een plaats waar je oud kon worden De daar gelegerde Franse soldaten voelden zich geluksvogels omdat de oorlog nagenoeg geheel aan hen voorbijging.
Vrijwel het enige wat ze te bestrijden hadden was hun aanhoudende verveling. Het gehele jaar 1915 zouden de geallieerden proberen door middel van omvangrijke aanvallen aan het westelijk front een doorbraak te forceren. De Franse en Engelse legers voerden dat jaar 5 grootschalige offensieven uit. Ondanks verliezen van tienduizenden mensenlevens leverden deze aanvallen nauwelijks terreinwinst op.
De Duitsers introduceerden tijdens een aanval op 22 april 1915 een nieuw wapen aan het Westfront. In de buurt van Ieper lieten zij gelijktijdig met een zware beschieting, uit 5730 ingegraven cilinders chloorgas ontsnappen dat door de wind naar de vijandelijke linies dreef. De Engelsen en Fransen waren totaal verrast door het groengele gas en er werd dan ook een flinke bres in hun linies geslagen. Vijfduizend militairen stierven een akelige dood, tienduizend raakten zwaargewond. De inzet van het strijdgas was min of meer als experiment bedoeld. Door een te geringe inzet van manschappen bleken de Duitsers niet in staat de
onverwachte terreinwinst te consolideren. Op deze manier lieten zij de kans op een doorbraak verloren gaan. Het belangrijke verrassingselement van het gebruik van dit wapen ging voor de rest van de oorlog verloren. Het gebruik van strijdgas was bovendien in strijd met internationale afspraken, wereldwijd reageerde de publieke opinie met afgrijzen en walging.
Al snel gingen de geallieerden óók over op de productie en het gebruik van gas, daarbij in het voordeel door de aan het front heersende winden.
Het Duitse leger hield zich in 1915 over het algemeen aan een tactiek van verdedigen. Vanuit hun met grote aantallen mitrailleurs en prikkeldraad uitgeruste stellingen bleken ze al gauw meester in het tijdens stormaanvallen neermaaien van geallieerde infanteristen. Drie geoefende soldaten achter een prikkeldraadversperring bleken met een mitrailleur in
staat om een aanval van honderden mannen te weerstaan. Mitrailleurs en prikkeldraad zouden gedurende de rest van de oorlog een welhaast onverbrekelijke twee-eenheid vormen.
staat om een aanval van honderden mannen te weerstaan. Mitrailleurs en prikkeldraad zouden gedurende de rest van de oorlog een welhaast onverbrekelijke twee-eenheid vormen.
De Franse infanteristen droegen in 1915 nog hun belachelijke felrode broek. Een kledingstuk dat dateerde uit een ver verleden. Bovendien hadden ze de vaste gewoonte hun aanvallen keurig in het gelid uit te voeren. De rode broeken zorgden ervoor dat de poilu (letterlijk de harige, de onverzorgde) goed opviel in het landschap. De verouderde Franse aanvalstechniek was er vervolgens debet aan dat de Duitse mitrailleurschutters rij na rij ‘grűndlich’ aan flarden konden schieten. De soldaten die niet onmiddellijk sneuvelden stierven veelal een ellendige dood, vaak hangend in het prikkeldraad. Het kermen vanuit het niemandsland hield soms dagenlang aan. Verzorging van deze gewonden en stervenden was niet mogelijk. Het is onnodig te vertellen wat voor een invloed de geluiden van de stervenden op het moreel van de fronttroepen hadden…



In het boek Van het Westelijk Front geen nieuws , van de Duitse schrijver Remarque, staat de volgende treffende passage:
maar we horen hem nog den helen nacht zachtjes kreunen. We kunnen het zo precies horen, omdat de wind naar ons toe is. In den ochtend, als we denken dat hij al lang rust gevonden heeft, klinkt plotseling nog een gorgelend gerochel tot ons door. De dagen zijn heet en de lijken liggen onbegraven. We kunnen ze niet allemaal gaan halen; we zouden niet weten, waar we ermee blijven moesten. Ze worden bovendien zelf al onder de grond gestopt door de granaten. Bij sommige zwelt de buik op, alsof het een ballon was. Ze maken het geluid van oprispingen en je ziet ze zelfs even bewegen. Het zijn verrottingsgassen, die in hen spoken. De hemel is blauw en wolkeloos. s Avonds wordt het drukkend en de hitte stijgt uit den grond op. Als de wind naar ons toewaait, brengt hij een geur van bloed met zich mee, die zwaar en walgelijk zoetig is, de uitwaseming van de lijken in de trechters, die een mengsel lijkt van chloroform en bederf. We worden er zoo misselijk van, dat we moeten braken.
maar we horen hem nog den helen nacht zachtjes kreunen. We kunnen het zo precies horen, omdat de wind naar ons toe is. In den ochtend, als we denken dat hij al lang rust gevonden heeft, klinkt plotseling nog een gorgelend gerochel tot ons door. De dagen zijn heet en de lijken liggen onbegraven. We kunnen ze niet allemaal gaan halen; we zouden niet weten, waar we ermee blijven moesten. Ze worden bovendien zelf al onder de grond gestopt door de granaten. Bij sommige zwelt de buik op, alsof het een ballon was. Ze maken het geluid van oprispingen en je ziet ze zelfs even bewegen. Het zijn verrottingsgassen, die in hen spoken. De hemel is blauw en wolkeloos. s Avonds wordt het drukkend en de hitte stijgt uit den grond op. Als de wind naar ons toewaait, brengt hij een geur van bloed met zich mee, die zwaar en walgelijk zoetig is, de uitwaseming van de lijken in de trechters, die een mengsel lijkt van chloroform en bederf. We worden er zoo misselijk van, dat we moeten braken.
De titel van dit boek wijst terug naar het gegeven dat ook de Duitse oorlogsjournalisten tekenen van gewenning begonnen te vertonen. De koppen in de Duitse kranten lieten in 1915 regelmatig weten dat er van het westelijk front geen nieuws was. Toch was er, zelfs in rustige perioden aan het front, sprake van een dagelijks dodencijfer van vele honderden tot vele duizenden militairen.
Evenals de Fransen kampten de Engelsen met grote aanpassingsmogelijkheden wat betreft de nieuwe manier van oorlogvoeren. De Engelse generaal Sir Douglas Haig maakte dit met zijn uitspraak de mitrailleur is een zwaar overschat wapen nog eens extra duidelijk. Deze chronische onderschatting van de mitrailleur zorgde ervoor dat ook de Engelsen in formatie aanvielen, de officieren voorop. De Duitse generaal Hindenburg zat aanmerkelijk dichter bij de waarheid dan Haig toen hij opmerkte: De Engelse soldaten zijn net leeuwen, maar zij worden geleid door ezels ! Voordat de Britten van hun fouten geleerd hadden was er al haast een complete generatie officieren gesneuveld.
Naarmate het jaar 1915 vorderde, schakelden de Engelsen en Fransen langzaam maar zeker over van een bewegings naar een loopgravenoorlog. De legerleidingen begrepen uiteindelijk dat bij een nieuw soort oorlog een nieuw soort tactiek hoorde. De Franse officieren hadden beduidend meer moeite met deze omschakeling dan de Duitse. Zij waren opgevoed met de Grandmaison-gedachte, een militaire doctrine die er onder meer van uit ging dat elk verloren terrein onmiddellijk, tot elke prijs, en ongeacht of de tijd gunstig was, herwonnen diende te worden.
Een ander onzinnig dogma was bijvoorbeeld: tijdens een charge geeft onvoorzichtigheid de grootste kans op succes!
Een revolutie in de denkwijze van de Franse legertop was de vervanging van de kepi door de helm. Gedwongen door het enorme aantal doden en gewonden met een hoofdwond werd eind 1915 de door traditie omgeven stoffen pet vervangen door een helm, model Adrian. De als niet krijgshaftig getypeerde helm mocht alleen in gevechtszones en loopgraven
gedragen worden want de kepi bleef de officiële dracht.
Een revolutie in de denkwijze van de Franse legertop was de vervanging van de kepi door de helm. Gedwongen door het enorme aantal doden en gewonden met een hoofdwond werd eind 1915 de door traditie omgeven stoffen pet vervangen door een helm, model Adrian. De als niet krijgshaftig getypeerde helm mocht alleen in gevechtszones en loopgraven
gedragen worden want de kepi bleef de officiële dracht.
Toen de Duitsers eind 1915 hun balans opmaakten konden ze voldaan constateren dat hun tactiek van verdedigen de Fransen en Britten enorme verliezen had toegebracht tegen relatief lage eigen verliescijfers. De geallieerden verloren in 1915 ruim 2.000.000 man tegen nog geen 900.000 aan Duitse zijde.
Aan het oostfront was de situatie enigszins gestabiliseerd. De definitieve overwinning was ook daar nog niet in zicht maar toch konden in de herfst van 1915 500.000 Duitse militairen worden overgeplaatst naar het westelijk front. De militaire situatie aan dit westfront was een soort patstelling en zou jaren vol te houden zijn als de geallieerde (zee)blokkade zijn vruchten niet begon af te werpen. Deze blokkade zorgde voor een snel oplopend tekort aan voedsel, brandstoffen en grondstoffen voor militaire doeleinden.
Aan het oostfront was de situatie enigszins gestabiliseerd. De definitieve overwinning was ook daar nog niet in zicht maar toch konden in de herfst van 1915 500.000 Duitse militairen worden overgeplaatst naar het westelijk front. De militaire situatie aan dit westfront was een soort patstelling en zou jaren vol te houden zijn als de geallieerde (zee)blokkade zijn vruchten niet begon af te werpen. Deze blokkade zorgde voor een snel oplopend tekort aan voedsel, brandstoffen en grondstoffen voor militaire doeleinden.
Ook het Duitse thuisfront begon meer en meer te morren over de snel stijgende prijzen van voedsel en andere primaire levensbehoeften. Kunstmest was niet meer voorhanden zodat oogsten mislukten en door het ontbreken van krachtvoer was de veestapel sterk geslonken. Textiel, leer voor schoenen, zeep en kolen werden schaarse artikelen en zouden, evenals levensmiddelen, worden gedistribueerd. Vrouwen protesteerden tegen de hoge prijzen en arbeiders staakten voor betere lonen. Verhalen over de armoede en ellende thuis bereikten, via verlofgangers en de Feldpost, de soldaten aan het front. Langzaam begonnen deze berichten aan het moreel van de Duitse soldaat te knagen.
8. 1916,Frankrijk moet leegbloeden


Als er niet zou worden ingegrepen was de kans groot dat de oorlog niet op het slagveld beslist zou worden maar door de tekorten verloren zou gaan. Er moest dus een overwinning worden afgedwongen.
De Duitse opperbevelhebber von Falkenhayn was van mening dat een militaire doorbraak het gemakkelijkst bereikt kon worden aan het westfront. Volgens zijn opinie was Frankrijk aan het eind van zijn krachten gekomen. Een totale uitputting van het Franse leger was naar zijn mening mogelijk. Hij besloot het Franse leger te laten leegbloeden en ging op zoek naar een mogelijk doelwit achter de Franse linies. De hoofdvoorwaarde die hij stelde aan deze plaats was dat de Franse legerleiding bereid moest zijn om er ter verdediging tot het uiterste te gaan, bereid om er tot de laatste man te vechten.
De Duitse opperbevelhebber von Falkenhayn was van mening dat een militaire doorbraak het gemakkelijkst bereikt kon worden aan het westfront. Volgens zijn opinie was Frankrijk aan het eind van zijn krachten gekomen. Een totale uitputting van het Franse leger was naar zijn mening mogelijk. Hij besloot het Franse leger te laten leegbloeden en ging op zoek naar een mogelijk doelwit achter de Franse linies. De hoofdvoorwaarde die hij stelde aan deze plaats was dat de Franse legerleiding bereid moest zijn om er ter verdediging tot het uiterste te gaan, bereid om er tot de laatste man te vechten.
Door middel van een enorme hoeveelheid artillerie, geconcentreerd op een relatief klein gebied, hoopte hij de door zijn vijand aangevoerde manschappen systematisch te kunnen vernietigen. Von Falkenhayn koos uiteindelijk voor Verdun, dat door zijn geschiedenis een ideale plaats was om de Franse trots te kwetsen. Door de vorm van het front, een halve cirkel met een doorsnede van 15 kilometer, was het mogelijk een groot aantal vuurmonden op te stellen die hetzelfde doel konden beschieten. Aan Duitse zijde was een uitstekend spoorwegnet aanwezig, aan de Franse kant
slechts één spoorlijn met normale spoor breedte. Deze lijn (die liep van Verdun, via St. Menehould naar Parijs) lag binnen het bereik van de Duitse artillerie. De Fransen hadden verder slechts de beschikking over één fatsoenlijke wegverbinding, de weg van Bar-le-Duc naar Verdun. Parallel aan deze weg liep een smalspoorlijn, le Meusien.
Bijkomend voordeel van een grootscheepse aanval in de regio Verdun was dat de Duitsers zich konden voorbereiden in een landschap dat erg bosrijk was. Dit verkleinde de kans op vroegtijdige ontdekking door ongewenste Franse ogen.
Bijkomend voordeel van een grootscheepse aanval in de regio Verdun was dat de Duitsers zich konden voorbereiden in een landschap dat erg bosrijk was. Dit verkleinde de kans op vroegtijdige ontdekking door ongewenste Franse ogen.
Groot was de strategische waarde van Verdun niet, maar het moest wel een demoraliserend symbool worden. Zouden de Duitsers erin slagen deze Franse stad aan de Maas te veroveren dan zou de uitwerking hiervan op de Franse publieke opinie volgens von Falkenhayn catastrofaal zijn voor de Franse legerleiding en regering. Een vrede met voor Duitsland gunstige voorwaarden zou dan binnen handbereik komen. Mocht de bezetting van Verdun niet lukken dan was er nog geen man overboord; het Franse leger zou gedecimeerd en dus grotendeels uitgeschakeld worden. Ook dan zou hij dus zijn doel bereiken, zij het minder glorieus.
Hij wilde van het terrein rond Verdun een soort enorme vleesmolen maken, met de Fransen als kanonnenvlees! Zelf sprak hij over Verdun als de molen aan de Maas . De koele militaire analyticus had berekend dat voor elke Duitser die zou sneuvelen 2à 3 Fransen het leven zouden laten.
Overigens was het de eerste keer in de geschiedenis dat een legercommandant zou gaan proberen een oorlog te winnen door de vijand te laten leegbloeden . Het is wellicht tekenend voor de manier waarop de legerleiding tijdens La Grande Guerre omging met mensenlevens. De soldaat was alleen nog maar een middel, materiaal waarmee men omging alsof het enkel militaire waarde had. De soldaten degradeerden in de ogen van hun leiders tot statistische cijfers.
Van 15 tot 23 december reist Erich von Falkenhayn af naar het Duitse hof in Potsdam. Tijdens een bezoek aan de Duitse Kaiser Wilhelm II licht hij zijn Leegbloedplan toe. Wilhelm II, der Oberste Kriegsherr, raakt al snel
overtuigd dat het plan een makkelijke en voor Duitsland goedkope oplossing is om de Fransen definitief te overtuigen van de superieure Duitse militaire kracht. Formeel laat von Falkenhayn Zijne Majesteit nog een keuze maken tussen Belfort en Verdun. De generaal laat echter op niet mis te verstane wijze zijn voorkeur voor Verdun doorschemeren. Deze voorkeur èn het feit dat Kronprinz Wilhelm (de oudste zoon van de Kaiser) in naam opperbevelhebber van het Vijfde Leger is, zorgen ervoor dat ook Wilhelm II voor Verdun kiest. Het Vijfde Leger, waarvan het werkelijke commando in handen was van de uiterst bekwame generaal Schmidt von Knobelsdorf, zou nauw betrokken zijn bij de aanval op Verdun. Van zijn vader had kroonprins Wilhelm opdracht gekregen zich strikt te houden aan alle adviezen die hij van von Knobelsdorf zou krijgen. De keizerlijke dynastie kon zich op deze manier koesteren in de triomfantelijke uitstraling die van de overwinning uit zou gaan.
Aan de overwinning twijfelde vrijwel niemand.
Als generaal von Falkenhayn terug in zijn hoofdkwartier is laat hij 24 december de militaire operatie met als codenaam GERICHT in werking treden. Een macaber gekozen naam die rechtbank, gerecht maar ook executieplaats betekent. De aanval zal zich uitsluitend op de rechter Maasoever afspelen. Als aanvalsdatum is gekozen voor 12 februari 1916.
overtuigd dat het plan een makkelijke en voor Duitsland goedkope oplossing is om de Fransen definitief te overtuigen van de superieure Duitse militaire kracht. Formeel laat von Falkenhayn Zijne Majesteit nog een keuze maken tussen Belfort en Verdun. De generaal laat echter op niet mis te verstane wijze zijn voorkeur voor Verdun doorschemeren. Deze voorkeur èn het feit dat Kronprinz Wilhelm (de oudste zoon van de Kaiser) in naam opperbevelhebber van het Vijfde Leger is, zorgen ervoor dat ook Wilhelm II voor Verdun kiest. Het Vijfde Leger, waarvan het werkelijke commando in handen was van de uiterst bekwame generaal Schmidt von Knobelsdorf, zou nauw betrokken zijn bij de aanval op Verdun. Van zijn vader had kroonprins Wilhelm opdracht gekregen zich strikt te houden aan alle adviezen die hij van von Knobelsdorf zou krijgen. De keizerlijke dynastie kon zich op deze manier koesteren in de triomfantelijke uitstraling die van de overwinning uit zou gaan.
Aan de overwinning twijfelde vrijwel niemand.
Als generaal von Falkenhayn terug in zijn hoofdkwartier is laat hij 24 december de militaire operatie met als codenaam GERICHT in werking treden. Een macaber gekozen naam die rechtbank, gerecht maar ook executieplaats betekent. De aanval zal zich uitsluitend op de rechter Maasoever afspelen. Als aanvalsdatum is gekozen voor 12 februari 1916.



Tekst: Breuklijn der beschaving “Richard Heijster”

Ik heb “Breuklijn der beschaving” een aantal jaren geleden voor Richard gedigitaliseerd met het idee om het op mijn website aan te bieden, omdat daar vraag naar was en het boek inmiddels niet meer te koop is. Zover is het helaas nooit gekomen. Een hoop informatie die in het reisboek staat beschreven is na meer dan 25 jaar niet meer overal up-to-date. Dat neemt niet weg dat er nog veel interessante informatie in staat beschreven die ik mag gebruiken voor deze website. Bedankt daarvoor Richard!