Main de Massiges
Main de Massiges

Main de Massiges

 
Bij Massiges, een Oost-Frans dorpje, hebben vrijwilligers een paar loopgraven blootgelegd en hersteld. Een uniek decor voor wie een idee wil krijgen van hoe het was.
MASSIGES – De gladde grijze modder zuigt er aan je voetzolen, hier en daar maken vlonders het lopen makkelijker. De wanden zijn voorzien van golfplaten, palen en vlechtwerk van takken om het afbrokkelen van de wanden te voorkomen. De schietgaten zijn versterkt met zandzakken en er zijn abri’s die bescherming bieden.
 
Het lijkt op een filmset, maar het is maar al te authentiek: een van de recent ontdekte en herstelde loopgraven van de Main de Massiges. Deze krijtheuvel, een natuurlijk fort op zo’n tachtig kilometer oostwaarts van Reims, was gedurende vier jaar wisselend in Duitse en Franse handen. De Duitsers waren er het eerst. Zij groeven zich hier in nadat hun opmars in september 1914 richting Parijs bij het riviertje de Marne tot staan was gebracht.
 
 
De restauratie is een initiatief van Éric Marchal, oud-militair en inwoner van Massiges. Met nog vier andere Eerst Wereldoorlogfanaten kocht hij het terrein drie jaar geleden voor 8.000 euro van een boer die het wilde gaan gebruiken. “De bomen en struiken hebben we verwijderd, daarna zijn we gaan graven, met een schop”, vertelt hij. “De wanden hebben we opnieuw gestut om te voorkomen dat ze weer vollopen.”
 

“Wij zijn hier opgegroeid”, zo verklaart Marchal zijn fascinatie voor de littekens van de Grande Guerre. “Als kind zag ik hoe boeren helmen, granaten, bidons of stoffelijke resten van soldaten vonden, zoals dat nog steeds gebeurt. Daar kan je niet ongevoelig voor blijven.”
 
 
Als je je ergens een voorstelling kunt maken van hoe het was in ’14-18′, zoals ze in Frankrijk zeggen, dan is het hier. Je kunt hier ook in de bossen of akkers in de Aisne-vallei zoeken naar loopgraven, ooit een netwerk waar geen einde aan leek te komen. Maar die zijn ingestort, omgewoeld door bombardementen, overwoekerd of als akkerland weer in gebruik genomen. Dit zijn de enige tranchés van Frankrijk die zijn teruggebracht in de oorspronkelijke staat, weet Marchal bijna zeker.
De strijd om de Main de Massiges – eigenlijk meer een verzameling bulten die samen de vingers van een hand lijken te vormen – kostte zeker 20.000 doden aan Franse kant. “Waarschijnlijk minstens evenveel aan Duitse kant”, zegt Marchal, “we weten het niet precies”.
 
Twee imposante kraters met een diameter van zo’n vijftig meter getuigen van een van de meest spectaculaire momenten, wijst Marchal. De Feldgrauen bliezen op 4 februari 1915 de Franse stellingen op nadat ze eerst een onderaardse gang hadden gegraven, tot bijna onder een loopgraaf. Die gang werd vol explosieven gestopt en vervolgens tot ontploffing gebracht: Een methode om de impasse te doorbreken die vaker werd toegepast, en die het boerenland in een maanlandschap veranderde.
Het verschil tussen Franse en Duitse loopgraven is goed te zien. De laatste zien er stukken beter uit en ze zijn comfortabeler. De Fransen ontmoedigden net als de Britten de bouw van schuilplaatsen omdat zij, in ieder geval in theorie, steeds in de aanval waren.
 
 
Vuurlinie
De Franse vuurlinie aan de rand van de heuvel is vrijwel helemaal kaal. Hij kijkt uit op een plek waar de Duitsers zich nog geen honderd meter verderop in de diepte ophielden. “Zij werden beschermd door het landschap”, vertelt Marchal. “De kanonnen waarmee de Fransen aanvankelijk vuurden konden alleen in een rechte lijn schieten. Tot de komst van geschut met een kortere loop die de baan van mortieren af kon buigen, was het nauwelijks mogelijk de vijand te raken: de granaten belandden meestal achter het doel.”
 
De ‘poilus’, de bebaarden zoals de Fransen werden genoemd omdat ze vrijwel nooit gelegenheid hadden om zich te scheren, brachten in de eerste linie vier dagen en nachten achter elkaar door. Echt slapen kon meestal alleen hierna, in de reservelinies. Het eten, dat werd klaargemaakt in het dorp vlakbij, arriveerde ’s nachts. “Het was dan natuurlijk al koud en smaakte meestal nergens naar. Of het kwam helemaal niet.”
De ongelukkige poilus droegen leren laarzen en wollen uniformen waar het vocht en de kou maar niet uit wilden verdwijnen. Longontsteking was vaak het voor de hand liggende gevolg, in de winter hadden zij niet door dat hun voeten bevroren.
 
Vrijwel iedereen had luizen als het verblijf in de loopgraven lang duurde, een hemd kon soms maanden niet worden gewassen. Ondertussen stonden ze tot hun enkels in een brij van water en aarde en, wanneer de doden niet afgevoerd konden worden, van het vocht van lijken die aan het ontbinden waren.
In iets rustiger perioden versierden ze granaathulzen, dronken ze ‘pinard’, wijn van twijfelachtige kwaliteit die in hun bidon van een liter werd gegoten door een tankwagen. Of ze joegen op ratten, die dik waren geworden van het mensenvlees op het slagveld en steeds brutaler werden. Hier viel ook nog wat geld mee te verdienen: de Franse legerleiding gaf 5 sous per vangst.
 
Maar het enige dat het moreel van de troepen op peil kon houden was de post die vrijwel altijd keurig arriveerde, net als de krant. Wat daar in stond, had weinig met de werkelijkheid te maken, waarschuwde de negentienjarige Auxence Guizart zijn ouders in november 1916 in een brief die is opgenomen in ‘Paroles de Poilus’, een vaak hartverscheurende verzameling soldatenbrieven. “De kranten kramen onzin uit om de burger een hart onder de riem te steken. Zoals ik jullie al zei, deze oorlog draait alleen om de vraag wie de meeste mannen kan vernietigen.” Guizart voegt er aan toe dat hij hoopt dat zijn voeten ook bevriezen: “Dan evacueren ze mij ook.”
Onzinnige strategie
Het Franse leger hanteerde een onzinnige offensieve strategie die honderdduizenden het leven zou kosten: l’attaque à l’outrance, de aanval tot het uiterste. De linies van de Duitsers, die zich toelegden op de verdediging, probeerde men te doorbreken met infanteristen die met de bajonet op het geweer prikkeldraad, houwitsers en mitrailleurs tegemoet renden. Het leidde uiteindelijk tot massale muiterij.