Permanente loopgraven Bois Brûlé.
Permanente loopgraven Bois Brûlé.

Permanente loopgraven Bois Brûlé.

_DSC3294

Om 08.30 uur in de ochtend van 23 september begonnen deze batterijen, versterkt met negen batterijen van het Beierse 8e Veldartillerie Regiment, bestaande uit zes batterijen met 7,7 cm-kanonnen en drie batterijen met 10,5 cm- houwitsers, aan de beschieting van de forten Les Paroches, Camp des Romains en Liouville vanuit hun stellingen in de bossen ten westen van Varvinay en Savonnières, terwijl de zware artillerie van het Duitse Ve Lk het Fort de Troyon neutraliseerde.

 
De cadans van de granaatinslagen op Camp des Romains bedroeg 6 schoten per minuut, dus in de 44 uren durende beschieting ongeveer 16 000 inslagen.
 
In het fort vloog reeds kort na de aanvang van de beschieting een munitiedepôt in de lucht. Het fort was evenals Les Paroches en Troyon een gemetseld fort uit 1875 en het was niet bestand tegen de zware granaten van het moderne Duitse en Oostenrijkse geschut.
 
De bewapening van Camp des Romains bestond uit verouderde kanonnen met een kaliber van 9 en 12 cm van het type De Bange zonder rem  en vooruitbreng inrichting, met een lage vuursnelheid en met een maximum schootsafstand van 8.000 meter, alsmede uit een aantal mortieren met een kleine dracht, tezamen een dertigtal.
 
Het merendeel van deze vuurmonden en mortieren was vrijwel onbeschermd in de open lucht opgesteld en werd onmiddellijk door het vijandelijke artillerievuur uitgeschakeld.
 
In de ochtend van 24 september verklaarde de commandant van de Beierse zware artillerie, de kolonel Niebann, dat het fort Camp des Romains stormrijp was geschoten. Er waren grote bressen in de muren ontstaan en de vuurmonden van het fort waren tot zwijgen gebracht. Hierop gaf de commandant van de Beierse 6e Infanterie Divisie, generaal Freiherr Von Gebsattel, het bevel om Camp des Romains in een stormaanval te veroveren , St. Mihiel in te nemen en hier een bruggenhoofd over de Maas te vormen.
 
Van de aanval op Fort les Paroches op de westoever van de Maas moest worden afgezien omdat het Beierse Lk en de 11e Infanteriebrigade door de taaie Franse tegenstand de tegenover het fort gelegen Maasoever niet kon bereiken.
 
Het 11e Infanterie Regiment (minus het IIIe Bataljon) kreeg de opdracht het Fort Camp des Romains in te nemen en het 6e Infanterie Regiment moest de stad St. Mihiel bezetten en een bruggenhoofd over de Maas vormen
 
In de ochtend van 24 september zette het 6e Infanterie Regiment de aanval op de stad in. Door een foutieve Franse inschatting van de tactische situatie alhier waren vrijwel geen Franse troepen in de stad om de brug over de Maas te verdedigen. Zonder ernstige tegenstand te ontmoeten drongen het IIe en het IIIe Bataljon van het 6e Infanterie Regiment de stad binnen en veroverden de brug en de hoogten op de westoever van de Maas ten zuiden van Chauvoncourt.
 
De val van St.Mihiel had een grote psychologische uitwerking op de Franse troepen in de regio.
 
Meerdere Franse tegenaanvallen op 25, 26 en 27 september met als doel de herovering van het bruggenhoofd werden afgeslagen. Eerst in september 1918 werd onder dreiging van een offensief door Amerikaanse troepen tussen St. Mi-hiel en de Moezel, het bruggenhoofd ontruimd.
 
Het 11e Infanterie Regiment, ondersteund door de IIe Afdeling van het Beierse Veldartillerie Regiment, rukte langs de westrand van het Bois Pernosse ten zuiden van de Marsoupe Ferme op en bereikte tegen de avond van 24 september Hoogte 332 op 1 km ten oosten van het fort Camp des Romains zonder te zijn beschoten.
 
Om 04.00 uur in de morgen van de 25ste meldde een vooruitgeschoven verkenningspatrouille dat het fort ondanks de beschieting door de zware artillerie nog niet stormrijp was en waarschijnlijk nog een zeer sterke bezetting had en dat de prikkeldraadgordels op de buitenwallen ondanks deze beschieting slechts weinig schade hadden geleden. Deze berichten waren in strijd met die van de zware belegeringsartillerie. Ondanks deze tegenslag besloot de commandant van de Beierse 12e Infanterie Brigade de aanval door te zetten, ook al omdat het fort tot op deze morgen geen ondersteuning van Franse artillerie vanaf de westelijke oever van de Maas had ontvangen. Eveneens waren geen Franse troepen zowel oostelijk als westelijk van de rivier op dit moment te zien. Ook vermoedde hij dat de situatie, waarin het fort verkeerde, wel per telefoon aan de autoriteiten in Toul en Verdun was gemeld, waardoor Franse tegenaanvallen te verwachten wa ren als het fort niet onmiddellijk zou worden veroverd.
 
In de loop van de nacht van de 24ste op de 25ste hadden de beide bataljons van het Beierse 11e Infanterie Regiment reeds hun uitgangsstellingen ingenomen: het Ie aan de noordzijde en het IIe aan de zuidzijde van het fort. Ondertussen hadden de bij deze eenheden ingedeelde pioniers van het 16e Pionierbataljon reeds doorgangen in de draadhindernissen gemaakt.
 
Op 25 september om 05.30 uur zetten de acht compagnieën, elk ondersteund door pioniers met o.a. stormladders, rookpotten, handgranaten, enz., de aanval in.
 
De fortbezetting werd volkomen verrast maar herstelde zich snel en de aanvallers werden onthaald door hevig mitrailleur- en geweervuur uit alle schietgaten, ingangen en granaattrechters en in de droge fortgracht door revolverkanonnen. Ondanks verliezen slaagden de aanvallers binnen een kort tijdsbestek over de fortgracht te komen en het fort aan de noord- en zuidzijde te beklimmen. Om de oostzijde werd nog verbitterd gestreden, waarbij aan Duitse zijde ook nog de mitrailleur-compagnie van het 11e Regiment Infanterie en het snel aangevoerde IIIe Bataljon van het 6e Regiment werden ingezet.
 
Na een strijd, die ruim drie uren duurde, slaagden de aanvallers er in de oostelijke bovenzijde van het fort te veroveren en niet lang hierna de hoofdingang binnen te dringen, waarop in de gangen, in de galerijen en in de kazematten een verbitterd gevecht van man tegen man ontstond. De overmacht van de aanvallers was echter te groot zodat één voor één de laatste weerstandsnesten konden worden opgeruimd.
 
Om 08.30 uur capituleerden de overlevenden. De overgave werd ondertekend door de commandant van het fort, de luitenant-kolonel Grignot. Van de oorspronkelijke bezetting, bestaande uit 5 officieren en 453 artilleristen en infanteristen, sneuvelden 50 man en werden 60 man gewond, terwijl ruim 200 man door andere oorzaken niet meer inzetbaar waren omdat zij door o.a. instortingen waren afgesneden.
 
Overeenkomstig de capitulatievoorwaarden werd de gehele bezetting als krijgsgevangenen beschouwd, de officieren mochten hun degen behouden en de uittocht van de bezetting zou des namiddags tussen twee en drie uur met militaire eer plaatsvinden om hun taai verzet te eren. De afmars vond plaats tussen twee rijen in paradehouding opgestelde overwinnaars. Als laatste man verliet de commandant het fort, leunend op een wandelstok. Toen de legerkorpscommandant, luitenant-generaal Höhn, hem de hand drukte kon overste Grignot, door emotie bevangen, geen woord meer uitbrengen.
 
In de hierop volgende jaren stabiliseerde het front in deze saillant zich op een lijn even ten noorden van de weg van St.Mihiel naar Apremont-le-Fôret. In dit gebied werd doorlopend gevochten zonder noemenswaardige terreinwinst maar wel met grote verliezen aan beide zijden. De Franse troepen in dit gebied (o.a. in het Bois Brûlé en langs de beruchte Tranchée du Soif) werden ondersteund door vuur van het sperfort Liouville en het hier naast gelegen artilleriefort Ste. Agnant en de Franse veldartilleriebatterijen ten westen hiervan.
 
De Duitsers bouwden in dit gebied veel met beton versterkte permanente loopgraven, bunkers en onderkomens in meerdere linies achter elkaar, terwijl aan Franse zijde meestal eenvoudige aarden versterkingen en veel ondiepe loopgraven werden aangelegd, die zelden een permanent karakter hadden.
 
Dit was mede een gevolg van de wens van het Franse opperbevel: de troepen mochten zich niet te veilig voelen, want dan ging de offensieve geest verloren!
 
Nog heden zijn de Duitse linies met hun betonnen bouwwerken, thans in een dicht bos gelegen, vrijwel intact en zijn bij uitstek geschikt om een reconstructie van de hier plaats gevonden gevechten te maken.
 
Tot het Amerikaanse offensief in 1918 bleef dit front intact ondanks de voortdurende aanvallen, vooral van Franse zijde met het doel de saillant van St. Mihiel op te ruimen om zo de spoorlijn van deze stad naar Verdun weer te kunnen gebruiken.